In die periode leidden de sterke stijgingen van de olieprijzen en de daaruit voortvloeiende stijging van de reële loonkosten (werknemers wentelden de hogere energieprijzen via looneisen namelijk af op de werkgevers) in veel EU-landen tot een vervanging van arbeid door kapitaal, waarbij een snelle stijging van de arbeidsproductiviteit gepaard ging met een afbraak van de werkgelegenheid.
Damals lösten der steile Ölpreisanstieg und der damit einhergehende sprunghafte Anstieg der realen Lohnkosten (da die Arbeitnehmer die höheren Energiepreise über Lohnforderungen an die Arbeitgeber weitergaben) in vielen EU-Ländern eine Substitution von Arbeit durch Kapital aus, so dass das rasche Wachstum der Arbeitproduktivität mit massiven Entlassungen einherging.