4. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafonderzoek naar een van de in de artikelen 3 tot en met 7 genoemde strafbare feiten, van alle ondervragingen van het slachtoffer onder de achttien jaar of, in voorkomend geval, van een getuige onder de achttien jaar video-opnames kunnen worden gemaakt en dat deze video-opnames krachtens de nationale wetgeving als bewijs in het strafproces kunnen worden aanvaard.
4. Jeder Mitgliedstaat trifft die erforderlichen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass bei strafrechtlichen Ermittlungen wegen einer Straftat im Sinne der Artikel 3 bis 7 sämtliche Vernehmungen des Opfers unter 18 Jahren oder gegebenenfalls eines Zeugen unter 18 Jahren auf Videoband aufgenommen und diese Aufnahmen im Einklang mit seinen einzelstaatlichen Rechtsvorschriften als Beweismaterial in Gerichtsverhandlungen verwendet werden können.
