Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
Aanbod
Effectieve vraag
Geaggregeerde vraag
Kamervraag
Mondelinge vraag
Parlementaire vraag
Totale vraag
Vervoersrecht van de vierde vrijheid
Vierde
Vierde bron
Vierde bron van eigen middelen
Vierde middelenbron
Vierde vrijheid
Vraag
Vraag en aanbod
Vraag naar producten inschatten
Vraag naar producten voorspellen
Vraag om inlichtingen
één vierde deeltijds werkende personeel

Traduction de «vierde vraag » (Néerlandais → Allemand) :

TERMINOLOGIE
voir aussi les traductions en contexte ci-dessous
vierde bron | vierde bron van eigen middelen | vierde middelenbron

vierte Einnahmeart | vierte Einnahmequelle


parlementaire vraag [ kamervraag ]

parlamentarische Anfrage [ große Anfrage | kleine Anfrage ]


effectieve vraag | geaggregeerde vraag | totale vraag

Gesamtnachfrage


vervoersrecht van de vierde vrijheid | vierde vrijheid

Verkehrsrecht der vierten Freiheit | vierte Freiheit




één vierde deeltijds werkende personeel

zu fünfundzwanzig Prozent beschäftigtes Personal


vraag en aanbod [ aanbod | vraag ]

Angebot und Nachfrage [ Angebot | Nachfrage ]




vraag naar producten inschatten | vraag naar producten voorspellen

Prognose für Produktnachfrage erstellen


TRADUCTIONS EN CONTEXTE
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd om de vierde vraag te beantwoorden.

Der Gerichtshof der Europäischen Union ist für die Beantwortung der vierten Frage nicht zuständig.


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 13 juli 2016 in zake Norbert Dhayer tegen Bernadette Paulet, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 juli 2016, heeft de Vrederechter van het kanton Aat-Lessen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 37, vierde lid, van het Veldwetboek, dat bepaalt dat ' het recht om de wortels weg te hakken of de takken te doen afsnijden [...] niet [verjaart] ', de artikelen 10 en/of 11 van de Grondwet in zoverre het de omvang van de door verjaring verkrege ...[+++]

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Urteil vom 13. Juli 2016 in Sachen Norbert Dhayer gegen Bernadette Paulet, dessen Ausfertigung am 18. Juli 2016 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat der Friedensrichter des Kantons Ath-Lessines folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 37 Absatz 4 des Feldgesetzbuches, der bestimmt, dass ' das Recht, Wurzeln abzuschneiden oder Äste abschneiden zu lassen, [...] unverjährbar [ist] ', gegen die Artikel 10 und/oder 11 der Verfassung, indem er den Umfang der durch Verjährung erworbenen ständig ausgeübten und erkennbaren Dienstbarkeit, wodurch Anpflanzungen in einem kürzeren Abstand als demjenigen, der in Artikel ...[+++]


Uittreksel uit arrest nr. 77/2016 van 25 mei 2016 Rolnummer : 6209 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde.

Auszug aus dem Entscheid Nr. 77/2016 vom 25. Mai 2016 Geschäftsverzeichnisnummer 6209 In Sachen: Vorabentscheidungsfrage in Bezug auf Artikel 330 § 1 Absatz 4 des Zivilgesetzbuches, gestellt vom Gericht erster Instanz Ostflandern, Abteilung Dendermonde.


De derde prejudiciële vraag betreft de verenigbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de bevoegdheidverdelende regels; de vierde prejudiciële vraag betreft de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet.

Die dritte Vorabentscheidungsfrage betrifft die Vereinbarkeit der fraglichen Bestimmung mit den Regeln der Zuständigkeitsverteilung; die vierte Vorabentscheidungsfrage betrifft die Vereinbarkeit dieser Bestimmung mit den Artikeln 10, 11 und 16 der Verfassung.


For more results, go to https://pro.wordscope.com to translate your documents with Wordscope Pro!
De derde en de vierde prejudiciële vraag hebben betrekking op de in het geding zijnde bepaling, in die zin geïnterpreteerd dat zij de Regering ervan zou vrijstellen het besluit waarmee de onteigening wordt toegestaan, specifiek te motiveren in het licht van de uiterst dringende noodzakelijkheid en het algemeen nut.

Die dritte und die vierte Vorabentscheidungsfrage betreffen die fragliche Bestimmung, ausgelegt in dem Sinne, dass sie die Regierung davon befreie, spezifisch den Erlass, der zur Enteignung ermächtige, hinsichtlich der Dringlichkeit und des Nutzens der Allgemeinheit zu begründen.


De derde en de vierde prejudiciële vraag betreffen artikel 87, 8°, van de wet van 4 augustus 1996 in zoverre het alleen de bouwplaatscoördinator die de hoedanigheid van werkgever heeft, strafbaar stelt, zonder te vereisen dat een door hem begane persoonlijke fout wordt aangetoond (derde vraag), en in zoverre het de bouwplaatscoördinator, rechtspersoon, zou uitsluiten van het voordeel van de strafuitsluitende verschoningsgrond waarin is voorzien bij artikel 5, tweede lid, van het Strafwetboek (vierde vraag).

Die dritte und die vierte Vorabentscheidungsfrage beziehen sich auf Artikel 87 Nr. 8 des Gesetzes vom 4. August 1996, insofern er nur die Strafbarkeit der Baustellenkoordinatoren, die die Eigenschaft als Arbeitgeber besäßen, vorsehe, ohne dass der Nachweis eines von ihnen begangenen persönlichen Fehlers gefordert werde (dritte Frage), und insofern er die Baustellenkoordinatoren, die juristische Personen seien, vom Vorteil des strafausschließenden Entschuldigungsgrundes im Sinne von Artikel 5 Absatz 2 des Strafgesetzbuches ausschließe (vierte Frage).


Uit de formulering van de prejudiciële vraag blijkt dat de verwijzende rechter het Hof een vraag stelt over het in het geding zijnde artikel 49/1, vierde lid, van de WCO in de interpretatie volgens welke de bescherming die bij de bepaling wordt toegekend aan « schuldvorderingen die zijn ontstaan uit vóór de opening van de procedure verrichte arbeidsprestaties », niet alleen op het nettoloon van de werknemer maar ook op de schuldvordering inzake bedrijfsvoorheffing betrekking heeft.

Aus dem Wortlaut der Vorabentscheidungsfrage geht hervor, dass der vorlegende Richter den Gerichtshof zu dem in Rede stehenden Artikel 49/1 Absatz 4 des Gesetzes über die Kontinuität der Unternehmen befragt in der Auslegung, wonach der Schutz, der durch die Bestimmung für « Schuldforderungen, die aus Arbeitsleistungen in dem Zeitraum vor der Verfahrenseröffnung hervorgehen » gewährt werde, nicht nur die Nettoentlohnung des Arbeitnehmers, sondern ebenfalls die Schuldforderung in Sachen Berufssteuervorabzug betreffe.


Naargelang van het antwoord op de tweede tot en met de vierde vraag, moet artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, voor zover het gaat om staatsambtenaren, aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter de nationale wetgeving buiten toepassing moet laten wanneer deze in strijd is met artikel 30 van het Handvest?

Nach Maßgabe der Antwort auf die Fragen 2 bis 4: Ist Art. 51 Abs. 1 der der Charta der Grundrechte der Europäischen Union in Bezug auf Regierungsbeamte dahin auszulegen, dass die mitgliedstaatlichen Gerichte eine Art. 30 der Grundrechtecharta entgegenstehende Vorschrift des Mitgliedstaats nicht berücksichtigen dürfen?


Bij een ontkennend antwoord op de vierde vraag, leiden afspraken zoals in casu aan de orde er dan toe dat in strijd met het door de Zesde richtlijn (1) beoogde doel, een belastingvoordeel wordt toegekend in de zin van punten 74 tot en met 86 van het arrest Halifax Plc e.a (C-255/02)?

Falls Frage 4 zu verneinen ist, ist das steuerliche Ergebnis von Gestaltungen wie denjenigen im vorliegenden Fall ein Steuervorteil, dessen Gewährung im Sinne des Urteils vom 21. Februar 2006, Halifax u. a (C-255/02, Slg. 2006, I-1609, Randnrn. 74 bis 86), dem mit der Sechsten Richtlinie (1) verfolgten Ziel zuwiderlaufen würde?


Ten slotte, in zoverre de strafrechter, wat de in het vierde lid van artikel 35 bedoelde veroordeling betreft, noch het bedrag ervan kan verminderen rekening houdend met verzachtende omstandigheden noch de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie kan toepassen (vierde vraag).

Schliesslich insofern der Strafrichter hinsichtlich der in Absatz 4 von Artikel 35 vorgesehenen Verurteilung weder deren Betrag unter Berücksichtigung mildernder Umstände herabsetzen kann noch das Gesetz vom 29. Juni 1964 bezüglich der Aussetzung, des Aufschubs und der Bewährung anwenden kann (vierte Frage).




datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'vierde vraag' ->

Date index: 2022-06-01
w