3. De lidstaten kunnen vaartuigen die zijn toegewezen aan één van de twee in de leden 1 en 2 bedoelde visserijtakken, opnieuw toewijzen aan de andere visserijtak, mits zij ten genoegen van de Commissie kunnen aantonen dat deze wijziging niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.
(3) Die Mitgliedstaaten können Schiffe, die einer der beiden Fischereien gemäß Absatz 1 und Absatz 2 zugeteilt sind, der jeweils anderen Fischerei zuteilen, wenn sie der Kommission gegenüber nachweisen, dass sich der Fischereiaufwand auf die betreffenden Bestände durch diesen Wechsel nicht erhöht.