De geïntimeerde voor de verwijzende rechter en de Vlaamse Regering betwisten de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag, in zoverre het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 127 van het Hogescholendecreet met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Die beklagte Partei vor dem vorlegenden Richter und die Flämische Regierung stellen die Zulässigkeit der Vorabentscheidungsfrage in Abrede, insofern der Gerichtshof gebeten werde, über die Vereinbarkeit von Artikel 127 des Hochschuldekrets mit der Charta der Grundrechte der Europäischen Union zu befinden.