Vertaling van "vluchteling heeft gevraagd " (Nederlands → Duits) :

De programmawet van 24 december 2002 (titel XIII, hoofdstuk 6) voorziet immers in een specifieke voogdij over niet-begeleide minderjarigen, waarbij inzonderheid rekening wordt gehouden met de situatie van de minderjarige die de erkenning als vluchteling heeft gevraagd (artikel 5) en waarbij wordt beoogd zijn belangen te vrijwaren (artikel 2).
Das Programmgesetz vom 24. Dezember 2002 (Titel XIII Kapitel 6) sieht nämlich eine spezifische Vormundschaft für unbegleitete Minderjährige vor, wobei insbesondere die Situation der Minderjährigen berücksichtigt wird, die die Anerkennung als Flüchtling beantragt haben (Artikel 5), und wobei man bezweckt, ihre Interessen zu gewährleisten (Artikel 2).

« Schendt artikel 57, § 2, derde en vierde lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals geïnterpreteerd door het Arbitragehof in zijn arrest nr. 43/98 van 22 april 1993 [lees : 1998], de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de vreemdeling die (in België) heeft gevraagd om als vluchteling te worden erkend en wiens aanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken is verworpen op basis van de in het Belgische recht omgezette Overeenkomst van Dublin en die ` een bevel om het grondgebied te verlaten ' heeft ontvangen, geen recht heeft (zou hebben) op steunverlening gelijk aan het bestaansminimum zolang het beroep tegen de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken voor de Raad van State hangende is, terwijl een vreemdeling die beroep instelt bij de Raad van State tegen een beslissing van het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of een beslissing van de Vaste Beroepscommissie daar wel recht op heeft ?
« Verstösst Artikel 57 § 2 Absätze 3 und 4 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, so wie ihn der Hof in seinem Urteil Nr. 43/98 vom 22. April 1993 [zu lesen ist: 1998] ausgelegt hat, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit der Ausländer, der (in Belgien) die Anerkennung als Flüchtling beantragt hat, dessen Antrag aufgrund des in belgisches Recht umgesetzten Dubliner Übereinkommens vom Ausländeramt abgewiesen wurde und der eine ' Anweisung, das Staatsgebiet zu verlassen ' erhalten hat, keinen Anspruch auf Unterstützung in Höhe des Existenzminimums hat (hätte), solange die Klage beim Staatsrat gegen die Entscheidung des Ausländeramtes anhängig ist, während ein Ausländer, der beim Staatsrat Klage gegen eine Entscheidung des Generalkommissars für Flüchtlinge und Staatenlose oder gegen eine Entscheidung des Ständigen Widerspruchsausschusses erhebt, sehr wohl Anspruch darauf hat?

Uit het onderzoek van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het recht op maatschappelijke dienstverlening dat voor de feitenrechter wordt betwist, betrekking heeft op een vreemdeling die heeft gevraagd om als vluchteling te worden erkend maar van wie de aanvraag is geweigerd door de Minister van Binnenlandse Zaken, met toepassing van artikel 51/5 van de voormelde wet van 15 december 1980 en artikel 8 van de Overeenkomst betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij één van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend, en die bij de Raad van State een annulatieberoep tegen die weigeringsbeslissing heeft ingesteld.
Aus der Untersuchung der Verweisungsentscheidung geht hervor, dass sich das vor dem Tatrichter beanstandete Recht auf Sozialhilfe auf einen Ausländer bezieht, der beantragt hat, als Flüchtling anerkannt zu werden, dessen Antrag jedoch in Anwendung von Artikel 51/5 des obengenannten Gesetzes vom 15. Dezember 1980 und in Anwendung von Artikel 8 des Übereinkommens über die Bestimmung des zuständigen Staates für die Prüfung eines in einem Mitgliedstaat der Europäischen Gemeinschaften gestellten Asylantrags vom Innenminister abgewiesen worden ist, und der beim Staatsrat eine Klage auf Nichtigerklärung gegen diesen Verweigerungsbeschluss eingereicht hat.

« Schendt artikel 57, § 2, derde en vierde lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals geïnterpreteerd door het Arbitragehof in zijn arrest nr. 43/98 van 22 april 1993 [lees : 1998], de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de vreemdeling die (in België) heeft gevraagd om als vluchteling te worden erkend en wiens aanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken is verworpen op basis van de in het Belgische recht omgezette overeenkomst van Dublin en die `een bevel om het grondgebied te verlaten' heeft ontvangen, geen recht heeft (zou hebben) op steunverlening gelijk aan het bestaansminimum zolang het beroep tegen de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken voor de Raad van State hangende is; terwijl een vreemdeling die beroep instelt bij de Raad van State tegen een beslissing van het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of een beslissing van de Vaste Beroepscommissie daar wel recht op heeft ?
« Verstösst Artikel 57 § 2 Absätze 3 und 4 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, so wie ihn der Hof in seinem Urteil Nr. 43/98 vom 22. April 1993 [zu lesen ist: 1998] ausgelegt hat, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit der Ausländer, der (in Belgien) die Anerkennung als Flüchtling beantragt hat, dessen Antrag aufgrund des in belgisches Recht umgesetzten Dubliner Übereinkommens vom Ausländeramt abgewiesen wurde und der eine ' Anweisung, das Staatsgebiet zu verlassen ' erhalten hat, keinen Anspruch auf Unterstützung in Höhe des Existenzminimums hat (hätte), solange die Klage beim Staatsrat gegen die Entscheidung des Ausländeramtes anhängig ist, während ein Ausländer, der beim Staatsrat Klage gegen eine Entscheidung des Generalkommissars für Flüchtlinge und Staatenlose oder gegen eine Entscheidung des Ständigen Widerspruchsausschusses erhebt, sehr wohl Anspruch darauf hat?

Het verschil tussen de beide teksten kan, wat de keuze tussen het Nederlands en het Frans respectievelijk als taal van het administratief onderzoek en van de geschilprocedure betreft, niet tot een rechtsverschil leiden : de overheid, zowel die bedoeld in artikel 51/4, § 2, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 als die bedoeld in artikel 8 van de wet van 10 juli 1996, kan het Nederlands of het Frans als taal van onderzoek of van procedure enkel aanwijzen wanneer de kandidaat-vluchteling op het in de wet bepaalde tijdstip noch het Nederlands, noch het Frans als de te gebruiken taal heeft aangegeven of wanneer hij de bijstand van een tolk heeft gevraagd.
Der Unterschied zwischen den beiden Texten kann, was die Wahl zwischen der niederländischen Sprache und der französischen Sprache als Sprache der administrativen Untersuchung bzw. des Streitverfahrens angeht, nicht zu einem rechtlichen Unterschied führen; die Behörde - und zwar sowohl die in Artikel 51/4 § 2 Absatz 2 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 genannte als auch die in Artikel 8 des Gesetzes vom 10. Juli 1996 genannte - kann die niederländische oder französische Sprache als Untersuchungs- oder Verfahrenssprache nur dann auferlegen, wenn der Asylbewerber zu dem gesetzlich festgelegten Zeitpunkt weder die niederländische noch die französische Sprache als zu verwendende Sprache angegeben hat oder wenn er die Hilfe eines Dolmetschers beantragt hat.