6. Onverminderd de overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 273/2004 en artikel 26, lid 3, van Verordening (EG) nr. 111/2005 genomen maatregelen, weigert de bevoegde instantie de afgifte van een vergunning indien niet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 2, onder b), van deze verordening is voldaan of indien er redelijke vermoedens bestaan dat de geregistreerde stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
(6) Unbeschadet der Maßnahmen gemäß Artikel 10 Absatz 1 der Verordnung (EG) Nr. 273/2004 und gemäß Artikel 26 Absatz 3 der Verordnung (EG) Nr. 111/2005 versagt die zuständige Behörde die Erlaubnis, wenn die Voraussetzungen von Artikel 3 Absatz 2 Buchstabe b der vorliegenden Verordnung nicht erfüllt sind oder wenn ein begründeter Verdacht besteht, die erfassten Stoffe könnten zur unerlaubten Herstellung von Suchtstoffen und psychotropen Substanzen bestimmt sein.