Uit de uiteenzetting van het in de zaak nr. 5711 aangevoerde eerste middel blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 140quater van het Strafwetboek met artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 7.1 van het Europees Verdrag voo
r de rechten van de mens, met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met artikel 49, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre noch de bewoordingen die in die wetsbepaling zijn gebruikt om het materiële element van het in het leven gero
...[+++]epen misdrijf te omschrijven, noch die welke worden gebruikt om het morele element van dat misdrijf te omschrijven, voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn.Aus der Darlegung des in der Rechtssache Nr. 5711 angeführten ersten Klagegrunds geht hervor, dass der Gerichtshof gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 140quater des Strafgesetzbuches mit Artikel 12 Absatz 2 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 7 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 15 Absatz 1 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte und mit Artikel 49 Absatz 1 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union, zu befinden, insofern weder der Wortlaut dieser Gesetzesbestimmung zur Definition des materiellen Elements der eingeführten Straftat, noch derjenige zur Definition des moralischen Eleme
nts dieser Straftat ausreichen ...[+++]d deutlich und präzise sei.