Door in het bestreden artikel 9, eerste lid, 10°, van de wet van 28 februari 2007 te bepalen dat de erin bedoelde delegatie de voorschriften betreffende het « voorkomen » van de « militair » betreft, heeft de wetgever op voldoende nauwkeurige wijze de essentiële elementen omschreven waarop die machtiging betrekking heeft.
Indem er in dem angefochtenen Artikel 9 Absatz 1 Nr. 10 des Gesetzes vom 28. Februar 2007 festgelegt hat, dass die darin angeführte Ermächtigung die Vorschriften über die « äußere Erscheinung » der « Militärpersonen » betrifft, hat der Gesetzgeber auf ausreichend präzise Weise die wesentlichen Elemente definiert, auf die sich diese Ermächtigung bezieht.