2.3.2. Het gebruik van een voorziening, functie, systeem of meting voor motorregeling dat leidt tot het gebruik van een motorregelingsstrategie die verschillend of gewijzigd is ten opzichte van de strategie die normaliter tijdens de toepasselijke cycli van emissieproeven wordt toegepast, is toegestaan indien, onder naleving van het vereiste van punt 2.3.3, ten volle wordt aangetoond dat de maatregel de doelmatigheid van het emissiebeheersingssysteem niet vermindert.
2.3.2. Die Verwendung einer Einrichtung, einer Funktion, eines Systems oder einer Vorkehrung zur Motorsteuerung, die den Einsatz einer - gegenüber der bei den jeweiligen Emissionsprüfzyklen normalerweise verwendeten Strategie - abweichenden oder geänderten Motorsteuerungsstrategie bewirkt, ist zulässig, wenn gemäß Abschnitt 2.3.3 der uneingeschränkte Nachweis erbracht wird, dass dies nicht zu einer Verringerung der Wirksamkeit der emissionsmindernden Einrichtungen führt.