3. Zo ja, moet diezelfde bepaling in die zin worden geïnterpreteerd dat de kandidaat reeds bij het begin van de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde werkzaamheden van arts zou moeten uitoefenen, ongeacht of het gaat om de voltijdse opleiding waarin artikel 31 van de richtlijn voorziet, of om de deeltijdse opleiding waarin artikel 34 voorziet ?
3. Ist bejahendenfalls dieselbe Bestimmung dahingehend auszulegen, dass die Anwärter bereits am Anfang der spezifischen Ausbildung in der Allgemeinmedizin Tätigkeiten des Arztes auszuüben hätten - ungeachtet dessen, ob es sich dabei um die in Artikel 31 der Richtlinie vorgesehene Vollzeitausbildung oder um die in Artikel 34 vorgesehene Teilzeitausbildung handelt?