De Ministerraad betoogt dat artikel 23, tweede lid, van het Handvest van de sociaal verzekerde voorrang moet hebben boven de in het geding zijnde bepaling, zodat dat artikel 23, tweede lid, van toepassing zou zijn op alle categorieën van sociaal verzekerden en het in B.7.1 vastgestelde verschil in behandeling niet zou bestaan, doordat de beroepstermijn in alle gevallen pas begint te lopen nadat de betrokkene het in gebreke blijven van het OCMW daadwerkelijk heeft vastgesteld.
Der Ministerrat führt an, dass Artikel 23 Absatz 2 der Charta der Sozialversicherten Vorrang vor der fraglichen Bestimmung haben müsse, so dass dieser Artikel 23 Absatz 2 auf alle Kategorien von Sozialversicherten anwendbar sei und der in B.7.1 festgestellte Behandlungsunterschied nicht bestehe, da die Rechtsmittelfrist in allen Fällen erst an dem Datum beginne, an dem der Betroffene tatsächlich die Untätigkeit des ÖSHZ festgestellt habe.