Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 4 juni 2003, dat het in het geding zijnde vierde lid in het decreet van 18 mei 1999 heeft ingevoegd, volgt dat het de bedoeling was van de decreetgever de instandhouding van een bouwmisdrijf als voortdurend misdrijf niet te schrappen wanneer het misdrijf was gelegen in een ruimtelijk kwetsbaar gebied (Parl. St., Vlaams Parlement, 2002-2003, nr. 1566/1, p. 9).
Aus den Vorarbeiten zum Dekret vom 4. Juni 2003, mit dem der fragliche Absatz 4 in das Dekret vom 18. Mai 1999 eingefügt wurde, geht hervor, dass der Dekretgeber beabsichtigte, die Aufrechterhaltung einer baulichen Ubertretung als Dauerstraftat nicht zu streichen, wenn die Ubertretung sich in einem raumordnerisch gefährdeten Gebiet befand (Parl. Dok., Flämisches Parlament, 2002-2003, Nr. 1566/1, S. 9).