De verwijzende rechter, voor wie hoger beroep is ingesteld in een zaak die aanhangig is gemaakt met betrekking tot misdrijven die vóór 12 september 2005 (datum van inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2005) zijn gepleegd en die na die datum uitspraak moet doen, ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, indien zij in die zin worden geïnterpreteerd dat de straffen waarin de nieuwe artikelen 433decies en volgende v
an het Strafwetboek voorzien minder zwaar moeten worden geacht dan de straffen waarin het vroegere artikel 77bis, § 1bis en § 5
...[+++], van de wet van 15 december 1980 voorzag, zodat de nieuwe straffen moeten worden toegepast vanaf de inwerkingtreding van de voormelde artikelen 433decies en volgende, zelfs voor feiten die vóór die inwerkingtreding zijn gepleegd.Der vorlegende
Richter, vor dem in einer Sache Berufung eingelegt wird, die anhängig gemacht wurde in Bezug auf vor dem 12. September 2005 (Datum des Inkrafttretens des Gesetzes vom 10. August 2005) begangene Straftaten, und der nach diesem Datum ein Urteil fällen muss, befragt den Hof zur Vereinbarkeit der fraglichen Bestimmungen mit dem Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung, wenn sie in dem Sinne ausgelegt würden, dass die in den neuen Artikeln 433decies ff. des Strafgesetzbuches vorgesehenen Strafen als weniger schwer anzusehen s
eien als die in dem vorherigen Artikel 7 ...[+++]7bis § 1bis und § 5 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 vorgesehenen Strafen, so dass die neuen Strafen ab dem Inkrafttreten der vorerwähnten Artikel 433decies ff. angewandt werden müssten, selbst bei vor diesem Inkrafttreten begangenen Taten.