Vertaling van "vordering tot voeging " (Nederlands → Duits) :

TERMINOLOGIE

vordering wegens feitelijkheden | vordering wegens geweldpleging | vordering wegens het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen | vordering wegens mishandeling
Klage aus Tätlichkeiten

dubbel halve U-voeg | tweezijdige halve U-voeg | tweezijdige J-naad
Dopppelt J-Naht | halbe Doppel U-Naht

volgegoten voeg | volle voeg
vergossene Fuge

voeging
Verbindung

voeg
Fuge

voeging van bestrating
Pflasterverfugung

verzoek | vordering
Antrag

vordering
Antrag

vordering tot opschorting
Antrag auf Aussetzung

vordering tot administratieve aansprakelijkheid
Amtshaftungsklage

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

1. De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in artikel 8, punt 2, en artikel 13 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst kan worden ingeroepen in de lidstaten die zijn opgenomen op de lijst die door de Commissie uit hoofde van artikel 76, lid 1, en artikel 76, lid 2, is opgesteld, doch slechts voor zover het nationale recht dit toestaat.
(1) Die in Artikel 8 Nummer 2 und Artikel 13 für eine Gewährleistungs- oder Interventionsklage vorgesehene Zuständigkeit kann in den Mitgliedstaaten, die in der von der Kommission nach Artikel 76 Absatz 1 Buchstabe b und Artikel 76 Absatz 2 festgelegten Liste aufgeführt sind, nur geltend gemacht werden, soweit das einzelstaatliche Recht dies zulässt.

1. De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in punt 2 van artikel 6 en van artikel 11 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst kan worden ingeroepen in de lidstaten die zijn vermeld op de door de Commissie overeenkomstig artikel 88, lid 1, onder b) en lid 2, opgestelde lijst, doch slechts voor zover het nationale recht dit toestaat.
1. Die in Artikel 6 Nummer 2 und Artikel 11 für eine Gewährleistungs- oder Interventionsklage vorgesehene Zuständigkeit kann in den Mitgliedstaaten, die in der von der Kommission nach Artikel 88 Absatz 1 Buchstabe b und Artikel 88 Absatz 2 festgelegten Liste aufgeführt sind, nur geltend gemacht werden, soweit das einzelstaatliche Recht dies zulässt.

2. Indien de vordering bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht in eerste aanleg aanhangig is, kan elk ander gerecht, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is van de betreffende vorderingen kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.
(2) Ist das beim zuerst angerufenen Gericht anhängige Verfahren in erster Instanz anhängig, so kann sich jedes später angerufene Gericht auf Antrag einer Partei auch für unzuständig erklären, wenn das zuerst angerufene Gericht für die betreffenden Verfahren zuständig ist und die Verbindung der Verfahren nach seinem Recht zulässig ist.

2. Indien de vordering bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht in eerste aanleg aanhangig is, kan elk ander gerecht, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is van de betreffende vorderingen kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.
2. Ist die beim zuerst angerufenen Gericht eingereichte Klage in erster Instanz anhängig, so kann sich jedes andere Gericht auf Antrag einer Partei auch für unzuständig erklären, wenn das zuerst angerufene Gericht für die betreffenden Klagen zuständig ist und die Verbindung der Klagen nach seinem Recht zulässig ist.

1. De bevoegdheid, zoals vastgesteld in artikel 6, punt 2, en artikel 11, ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst, kan in de door dit verdrag gebonden staten in de zin van bijlage IX niet volledig worden ingeroepen. Degenen die op het grondgebied van een andere door dit verdrag gebonden staat woonplaats hebben, kunnen voor de gerechten van deze staten worden opgeroepen op grond van de in bijlage IX gegeven regels.
(1) Die in Artikel 6 Nummer 2 und Artikel 11 für eine Gewährleistungs- oder Interventionsklage vorgesehene Zuständigkeit kann in den in Anhang IX genannten Staaten, die durch dieses Übereinkommen gebunden sind, nicht in vollem Umfang geltend gemacht werden. Jede Person, die ihren Wohnsitz in einem anderen durch dieses Übereinkommen gebundenen Staat hat, kann vor den Gerichten dieser Staaten nach Maßgabe der in Anhang IX genannten Vorschriften verklagt werden.

« Schendt artikel 1, lid 1, a) van de Wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën, alleen en/of in samenlezing met artikel 100, eerste lid van de Wet Rijkscomptabiliteit (gecoördineerd bij K.B. van 17 juli 1991) zoals in voege vóór 1 januari 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de mate dat het eraan in de weg staat dat een gemeente (of een particulier) in een aansprakelijkheidsgeding een vordering in vrijwaring stelt tegen de Staat of het (Vlaamse) Gewest, en zulks doordat het artikel inzake extracontractuele vorderingen tegen de Staat (en dus ook het Vlaamse Gewest) een verjaringstermijn voorziet van 5 jaar lopende vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan die vordering ontstond, terwijl inzake extracontractuele vorderingen tegen de Gemeente een (langere) verjaringstermijn vanaf de schadeverwekkende gebeurtenis toepasselijk is (art. 2262bis B.W.), hetgeen impliceert dat een extracontractuele vordering onder bepaalde omstandigheden als verjaard wordt beschouwd tegen de Staat (Vlaamse Gewest), doch niet tegen de Gemeente ?
« Verstösst Artikel 1 Absatz 1 Buchstabe a) des Gesetzes vom 6. Februar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates und der Provinzen, an sich und/oder in Verbindung mit Artikel 100 Absatz 1 der durch den königlichen Erlass vom 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung in der vor dem 1. Januar 2007 geltenden Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er verhindert, dass eine Gemeinde (oder eine Privatperson) während eines Haftungsverfahrens Gewährleistungsklage gegen den Staat oder die (Flämische) Region erhebt, und zwar indem dieser Artikel für Forderungen aufgrund der ausservertraglichen Haftung gegen den Staat (und somit auch gegen die Flämische Region) eine fünfjährige Verjährungsfrist festlegt, die am 1. Januar des Haushaltsjahres, in dem die Forderung entstanden ist, anfängt, während für Forderungen aufgrund der ausservertraglichen Haftung gegen die Gemeinde eine (längere) Verjährungsfrist Anwendung findet, die ab dem schadensbegründenden Ereignis läuft, (Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches), was voraussetzt, dass unter gewissen Umständen eine Forderung aufgrund der ausservertraglichen Haftung gegen den Staat (die Flämische Region) als verjährt betrachtet wird, jedoch nicht gegen die Gemeinde?

« Schendt artikel 1, lid 1, a) van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën, alleen en/of in samenlezing met artikel 100, eerste lid van de wet Rijkscomptabiliteit (gecoördineerd bij K.B. van 17 juli 1991) zoals in voege vóór 1 januari 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de mate dat het eraan in de weg staat dat een gemeente (of een particulier) in een aansprakelijkheidsgeding een vordering in vrijwaring stelt tegen de Staat of het (Vlaamse) Gewest, en zulks doordat het artikel inzake extracontractuele vorderingen tegen de Staat (en dus ook het Vlaamse Gewest) een verjaringstermijn voorziet van 5 jaar lopende vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan die vordering ontstond, terwijl inzake extracontractuele vorderingen tegen de Gemeente een (langere) verjaringstermijn vanaf de schadeverwekkende gebeurtenis toepasselijk is (art. 2262bis B.W.), hetgeen impliceert dat een extracontractuele vordering onder bepaalde omstandigheden als verjaard wordt beschouwd tegen de Staat (Vlaamse Gewest), doch niet tegen de Gemeente ?
« Verstösst Artikel 1 Absatz 1 Buchstabe a) des Gesetzes vom 6hhhhqFebruar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates und der Provinzen, an sich und/oder in Verbindung mit Artikel 100 Absatz 1 der durch den königlichen Erlass vom 17hhhhqJuli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung in der vor dem 1hhhhqJanuar 2007 geltenden Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er verhindert, dass eine Gemeinde (oder eine Privatperson) während eines Haftungsverfahrens Gewährleistungsklage gegen den Staat oder die (Flämische) Region erhebt, und zwar indem dieser Artikel für Forderungen aufgrund der ausservertraglichen Haftung gegen den Staat (und somit auch gegen die Flämische Region) eine fünfjährige Verjährungsfrist festlegt, die am 1hhhhqJanuar des Haushaltsjahres, in dem die Forderung entstanden ist, anfängt, während für Forderungen aufgrund der ausservertraglichen Haftung gegen die Gemeinde eine (längere) Verjährungsfrist Anwendung findet, die ab dem schadensbegründenden Ereignis läuft, (Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches), was voraussetzt, dass unter gewissen Umständen eine Forderung aufgrund der ausservertraglichen Haftung gegen den Staat (die Flämische Region) als verjährt betrachtet wird, jedoch nicht gegen die Gemeinde?

1. De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in artikel 6, punt 2, en artikel 11 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst kan in Duitsland en in Oostenrijk niet worden ingeroepen.
(1) Die in Artikel 6 Nummer 2 und Artikel 11 für eine Gewährleistungs- oder Interventionsklage vorgesehene Zuständigkeit kann weder in Deutschland noch in Österreich geltend gemacht werden.

De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in de artikelen 6, punt 2, en 10 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst, kan in de Bondsrepubliek Duitsland, in Spanje, in Oostenrijk en in Zwitserland niet worden ingeroepen.
Die in Artikel 6 Nummer 2 und Artikel 10 für eine Gewährleistungs- oder Interventionsklage vorgesehene Zuständigkeit kann in der Bundesrepublik Deutschland, in Spanien, in Österreich und in der Schweiz nicht geltend gemacht werden.