Indien het onmogelijk blijkt de verkiezingen in de Gemeenschap in die periode te houden, stelt de Raad, met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement uiterlijk een jaar voor het einde van de in artikel 5 bedoelde periode van vijf jaar een andere verkiezingsperiode vast, die ten vroegste twee maanden voor en uiterlijk een maand na de periode valt welke voortvloeit uit het bepaalde in de vorige alinea.
Erweist es sich als unmöglich, die Wahlen während dieses Zeitraums in der Gemeinschaft abzuhalten, so setzt der Rat mindestens ein Jahr vor Ablauf des in Artikel 5 genannten Fünfjahreszeitraums nach Anhörung des Europäischen Parlaments einstimmig einen anderen Zeitraum fest, der frühestens zwei Monate vor und spätestens einen Monat nach dem sich aus vorstehendem Unterabsatz ergebenden Zeitraum liegen darf.