De rechtspraak met betrekking tot het orgaan van vertegenwoordiging, enerzijds, en die met betrekking tot het orgaan bestaande uit één persoon, anderzijds, vormt in feite slechts « de adequate omzetting van de specifieke vennootschapsrechtelijke regels met betrekking tot het onderzoek naar de hoedanigheid ».
Die Rechtsprechung in bezug auf das Vertretungsorgan einerseits und in bezug auf das aus einer einzigen Person bestehende Organ andererseits bilde eigentlich nur « die adäquate Umsetzung der spezifischen gesellschaftsrechtlichen Regeln in bezug auf die Eigenschaftsprüfung ».