Vi
a twee prejudiciële vragen, die samen worden onderzocht wegens de samenhang ervan, ondervraagt de verwijzende rechter het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 1675/13, § 3, tweede streepje, van het Gerechtelijk Wetboek, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het al dan niet van toepassing is op zowel de dader van het misdrijf of van het als misdrijf omschreven feit als de persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt door die dader voor wie hij
...[+++] overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek moet instaan.
Mit zwei Vorabentscheidungsfragen, die wegen ihres Zusammenhangs gemeinsam geprüft werden, befragt der vorlegende Richter den Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 1675/13 § 3 zweiter Gedankenstrich des Gerichtsgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, wenn er so ausgelegt werde, dass er sowohl auf den Täter einer Straftat oder auf den Täter einer als Straftat qualifizierten Tat als auch auf die Person, die zivilrechtlich für den Schaden hafte, der von diesem Täter, für den sie gemäss Artikel 1384 des Zivilgesetzbuches einstehen müsse, verursacht worden sei, anwendbar sei oder nicht.