4. De lidstaten dienen voor alle strafbare handelingen die vermeld zijn in artikel 3 van het verdrag van 1929, en in het toekomstige instrument van de Europese Unie, te voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties, met inbegrip van vrijheidsstraffen die aanleiding kunne geven tot uitlevering.
4. Die Mitgliedstaaten sollten bei allen in Artikel 3 des Abkommens von 1929 und bei allen in dem künftigen Rechtsakt der Europäischen Union genannten Tathandlungen wirksame, angemessene und abschreckende strafrechtliche Sanktionen androhen, die auch Freiheitsstrafen umfassen, die zu einer Auslieferung führen können.