2. Om voor de in lid 1, eerste alinea, bedoelde vrijstelling in aanmerking te komen moeten veeteeltproducten afkomstig zijn van dieren die in de lidstaat van invoer zijn gefokt, verkregen of ingevoerd, waarbij de algemene belastingregelingen van die staat in acht zijn genomen.
(2) Für Erzeugnisse der Viehzucht gilt die Befreiung nach Absatz 1 Unterabsatz 1 nur, wenn die Erzeugnisse von Tieren stammen, die unter den allgemeinen Besteuerungsbedingungen des Einfuhrmitgliedstaats gezüchtet, erworben oder eingeführt worden sind.