Traduction de «vruchten en inkomsten » (Néerlandais → Allemand) :

TERMINOLOGIE

gemeenschap tot de aanwinsten beperkt | gemeenschap van aanwinsten | gemeenschap van vruchten en inkomsten
Errungenschaftsgemeinschaft

gemeenschap van vruchten en inkomsten
gesetzlicher Güterstand | Zugewinngemeinschaft

product op basis van vruchten [ confituur | druivenmost | jam | marmelade | produkt op basis van vruchten | vruchtenmost | vruchtenpulp ]
Obsterzeugnis [ Fruchtmark | Fruchtpülpe | Konfitüre | Marmelade | Mus | Obstmost | Traubenmost ]

gelei | gelei van verscheidene vruchten | gelei van vruchten
Fruchtgelee | Obstgelee

beslag op tak- en wortelvaste vruchten
Pfändung ungetrennter Früchte

inkomsten uit de visserij [ inkomsten voor vissers | visserijinkomsten ]
Fischereieinkommen [ Einkommen aus Fischerei | Einkommen der Fischer ]

aangifte der inkomsten
Einkommenserklärung

bewijsstuk van inkomsten
Einnahmebeleg

tropische vruchten [ ananas | avocado | banaan | dadel | guave | kiwi | mango | papaja ]
tropische Frucht [ Ananas | Avocado | Banane | Dattel | exotische Frucht | Guajave | Kiwi | Mango | Papayafrucht ]

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

49. gelooft dat beleidssamenhang vruchten kan afwerpen ten aanzien van het scheppen van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden; vraagt daarom om een wijziging van het buitenlands EU-beleid, aangezien dit een direct effect kan hebben op de economieën van de ontwikkelingslanden en dit beleid bedoeld zou moeten zijn om de duurzame behoeften van ontwikkelingslanden te ondersteunen teneinde armoede te bestrijden, waardige inkomsten en middelen van bestaan te garanderen en de fundamentele mensenrechten te beschermen, met inbegrip van sociale en economische rechten, en milieubescherming;
49. ist der Auffassung, dass durch politische Kohärenz bei der Schaffung von Arbeitsplätzen in Entwicklungsländern konstruktive Ergebnisse erzielt werden können, und fordert daher eine Änderung der EU-Außenpolitik, da diese direkte Auswirkungen auf die Wirtschaft der Entwicklungsländer hat und darauf abzielen sollte, die nachhaltigen Bedürfnisse der Entwicklungsländer zu unterstützen, um der Armut entgegenzuwirken und ein angemessenes Einkommen, menschenwürdige Lebensbedingungen und die Erfüllung der grundlegenden Menschenrechte, einschließlich sozialer und wirtschaftlicher Rechte sowie Umweltschutz, zu gewährleisten;

50. gelooft dat beleidssamenhang vruchten kan afwerpen ten aanzien van het scheppen van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden; vraagt daarom om een wijziging van het buitenlands EU-beleid, aangezien dit een direct effect kan hebben op de economieën van de ontwikkelingslanden en dit beleid bedoeld zou moeten zijn om de duurzame behoeften van ontwikkelingslanden te ondersteunen teneinde armoede te bestrijden, waardige inkomsten en middelen van bestaan te garanderen en de fundamentele mensenrechten te beschermen, met inbegrip van sociale en economische rechten, en milieubescherming;
50. ist der Auffassung, dass durch politische Kohärenz bei der Schaffung von Arbeitsplätzen in Entwicklungsländern konstruktive Ergebnisse erzielt werden können, und fordert daher eine Änderung der EU-Außenpolitik, da diese direkte Auswirkungen auf die Wirtschaft der Entwicklungsländer hat und darauf abzielen sollte, die nachhaltigen Bedürfnisse der Entwicklungsländer zu unterstützen, um der Armut entgegenzuwirken und ein angemessenes Einkommen, menschenwürdige Lebensbedingungen und die Erfüllung der grundlegenden Menschenrechte, einschließlich sozialer und wirtschaftlicher Rechte sowie Umweltschutz, zu gewährleisten;

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het voormelde artikel 251, eventueel in samenhang gelezen met het voormelde artikel 7, § 1, in die zin geïnterpreteerd dat op onweerlegbare wijze wordt vermoed dat het genot en/of het gebruik van een onroerend goed dat deel uitmaakt van het actief van een faillissement, wordt uitgeoefend door de curatoren en/of alle schuldeisers samen, zodat een « boedelschuld » wordt teweeggebracht in de vorm van onroerende voorheffing voor de gehele periode die moet verlopen tussen de datum van het vonnis van faillietverklaring en die van de overdracht van de eigendom van het goed aan een derde, zelfs wanneer de curatoren zich in de juridische en feitelijke onmogelijkheid bevinden het genot ervan uit te oefenen en/of zich werkelijk ervan te bedienen en de vruchten en inkomsten ervan te ontvangen.
Der Hof wird zu der Vereinbarkeit - mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung - des obengenannten Artikels 251 befragt, gegebenenfalls in Verbindung mit dem obengenannten Artikel 7 § 1, ausgelegt in dem Sinne, dass unwiderlegbar vermutet wird, dass die Nutzniessung und/oder Nutzung einer Immobilie, die zu den Aktiva eines Konkurses gehört, durch die Konkursverwalter und/oder die Gläubigermasse ausgeübt wird, so dass eine « Masseschuld » in Bezug auf den Immobilienvorabzug für den gesamten Zeitraum entsteht, der zwischen dem Zeitpunkt der Konkurseröffnung und demjenigen der Ubertragung des Eigentums auf einen Dritten abläuft, selbst wenn es der Konkursverwaltung rechtlich und faktisch unmöglich ist, die Nutzniessung und/oder die tatsächliche Nutzung dieser Immobilie auszuüben und deren Erträge und Einkünfte zu erhalten.

« Wanneer een onroerend goed deel uitmaakt van de activa van een faillissement, schendt in dat geval artikel 251 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, eventueel in samenhang gelezen met artikel 7, § 1, van hetzelfde Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat op onweerlegbare wijze wordt vermoed dat het genot en/of het gebruik van dat onroerend goed wordt uitgeoefend door de curatoren en/of alle schuldeisers samen, zodat een boedelschuld wordt teweeggebracht in de vorm van onroerende voorheffing voor de gehele periode die moet verlopen tussen de datum van het faillissement en die van de overdracht van de eigendom van het goed aan een derde - zelfs wanneer de curatoren zich in de juridische en feitelijke onmogelijkheid bevinden het genot van het onroerend goed uit te oefenen en/of zich werkelijk ervan te bedienen en de vruchten en inkomsten ervan te ontvangen - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat die wettelijke bepaling de Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën, in een gunstiger situatie plaatst dan de andere schuldeisers en derhalve, zonder voldoende verantwoording, het beginsel van de gelijkheid van de schuldeisers schendt, zoals dat onder meer is vastgelegd in de artikelen 8 en 9 van de hypotheekwet van 16 december 1851, in de artikelen 46 en 99 van de wet van 8 augustus 1997, en het algemene beginsel van de gelijkheid van de schuldeisers in geval van samenloop van schuldvorderingen, zoals voorgeschreven in de voormelde bepalingen ?
« Wenn eine Immobilie Teil der Konkursmasse ist, verstösst in diesem Fall Artikel 251 des Einkommensteuergesetzbuches 1992, ggf. in Verbindung mit Artikel 7 § 1 desselben Gesetzbuches, dahingehend ausgelegt, dass unwiderlegbar vermutet wird, dass der Genuss und/oder die Nutzung dieser Immobilie von der Konkursverwaltung und/oder von der Gläubigermasse ausgeübt wird, und somit eine Masseschuld in Bezug auf Immobilienvorabzug entsteht für den ganzen Zeitraum zwischen dem Zeitpunkt der Konkurseröffnung und dem Zeitpunkt der Eigentumsübertragung an eine Drittperson - sogar wenn es für die Konkursverwaltung gesetzlich und faktisch unmöglich war, den Genuss dieser Immobilie auszuüben und/oder diese tatsächlich zu nutzen oder daraus Erträge oder Einkünfte zu erhalten - gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem diese Gesetzesbestimmung den Belgischen Staat - Föderaler Öffentlicher Dienst Finanzen - in eine günstigere Lage versetzt als die anderen Gläubiger, und somit ohne ausreichende Rechtfertigung das Prinzip der Gleichheit der Gläubiger, das u.a. in den Artikeln 8 und 9 des Hypothekengesetzes vom 16. Dezember 1851 und in den Artikeln 46 und 99 des Gesetzes vom 8. August 1997 verankert ist, sowie das allgemeine Prinzip der Gleichheit der Gläubiger im Falle der Konkurrenz von Schuldforderungen, so wie es in den vorerwähnten Bestimmungen verankert ist, missachtet?

« Wanneer een onroerend goed deel uitmaakt van de activa van een faillissement, schendt in dat geval artikel 251 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, eventueel in samenhang gelezen met artikel 7, § 1, van hetzelfde Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat op onweerlegbare wijze wordt vermoed dat het genot en/of het gebruik van dat onroerend goed wordt uitgeoefend door de curatoren en/of alle schuldeisers samen, zodat een boedelschuld wordt teweeggebracht in de vorm van onroerende voorheffing voor de gehele periode die moet verlopen tussen de datum van het faillissement en die van de overdracht van de eigendom van het goed aan een derde - zelfs wanneer de curatoren zich in de juridische en feitelijke onmogelijkheid bevinden het genot van het onroerend goed uit te oefenen en/of zich werkelijk ervan te bedienen en de vruchten en inkomsten ervan te ontvangen - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat die wettelijke bepaling de Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën, in een gunstiger situatie plaatst dan de andere schuldeisers en derhalve, zonder voldoende verantwoording, het beginsel van de gelijkheid van de schuldeisers schendt, zoals dat onder meer is vastgelegd in de artikelen 8 en 9 van de hypotheekwet van 16 december 1851, in de artikelen 46 en 99 van de wet van 8 augustus 1997, en het algemene beginsel van de gelijkheid van de schuldeisers in geval van samenloop van schuldvorderingen, zoals voorgeschreven in de voormelde bepalingen ?
« Wenn eine Immobilie Teil der Konkursmasse ist, verstösst in diesem Fall Artikel 251 des Einkommensteuergesetzbuches 1992, ggf. in Verbindung mit Artikel 7 § 1 desselben Gesetzbuches, dahingehend ausgelegt, dass unwiderlegbar vermutet wird, dass der Genuss und/oder die Nutzung dieser Immobilie von der Konkursverwaltung und/oder von der Gläubigermasse ausgeübt wird, und somit eine Masseschuld in bezug auf Immobilienvorabzug entsteht für den ganzen Zeitraum zwischen dem Zeitpunkt der Konkurseröffnung und dem Zeitpunkt der Eigentumsübertragung an eine Drittperson - sogar wenn es für die Konkursverwaltung gesetzlich und faktisch unmöglich war, den Genuss dieser Immobilie auszuüben und/oder diese tatsächlich zu nutzen oder daraus Erträge oder Einkünfte zu erhalten - gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem diese Gesetzesbestimmung den Belgischen Staat - Föderaler Öffentlicher Dienst Finanzen - in eine günstigere Lage versetzt als die anderen Gläubiger, und somit ohne ausreichende Rechtfertigung das Prinzip der Gleichheit der Gläubiger, das u.a. in den Artikeln 8 und 9 des Hypothekengesetzes vom 16. Dezember 1851 und in den Artikeln 46 und 99 des Gesetzes vom 8. August 1997 verankert ist, sowie das allgemeine Prinzip der Gleichheit der Gläubiger im Falle der Konkurrenz von Schuldforderungen, so wie es in den vorerwähnten Bestimmungen verankert ist, missachtet?

Om de economische levensvatbaarheid van de concessiehouder veilig te stellen moet in de overeenkomst ook worden bepaald dat de concessiehouder de vruchten geniet van de inkomsten uit licenties en van de intellectuele-eigendomsrechten.
Um sicherzustellen, dass das Projekt für den Konzessionär wirtschaftlich realisierbar ist, muss auch vorgesehen werden, dass der Konzessionär über die Einkünfte verfügen kann, die sich aus den Lizenzen und den Rechten am geistigen Eigentum ergeben.