18. is ingenomen met de uitspraak van het Europees Hof van Justitie met betrekking tot de interpretatie van artikel 51 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin in de context van de jurisprudentie over de Equal Rights Trust wordt gesteld dat de instanties van de lidstaten te allen tijde gebonden zijn aan de prevalerende grondrechten van de Unie, ook indien zij de door het VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheden middels nationale maatregelen willen beperken;
18. begrüßt die Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofs zur Auslegung von Artikel 51 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union, die in der ERT-Rechtsprechungslinie betont, dass die Institutionen der Mitgliedstaaten auch dann an die vorrangigen Grundrechte der Union gebunden sind, wenn sie die durch den Vertrag über die Arbeitsweise der Europäischen Union (AEUV) gewährleisteten Grundfreiheiten durch nationale Maßnahmen einschränken wollen;