De fiscale bevoegdheid die bij artikel 170, §§ 3 en 4, van de Grondwet aan de provincies en de gemeenten wordt toegekend, kan niet zinvol worden vergeleken met de fiscale bevoegdheid van de federale Staat of van de gewesten : enerzijds, blijkt uit de voormelde grondwetsbepaling dat de bevoegdheid van de provincies en de gemeenten in die aangelegenheid ondergeschikt is aan die van de federale Staat, waarbij hun bevoegdheid om bepaalde belastingen op te leggen bij wet kan worden beperkt; anderzijds, brengt het statuut van de gewesten als deelentiteit specifieke gevolgen met zich mee op het vlak van hun fiscale bevoegdheid die hen, wat dat betreft, in een situatie plaatst die essentieel verschilt van die van de provincies en de gemeenten, die
...[+++] gedecentraliseerde entiteiten zijn.
Die Steuerbefugnis, die den Provinzen und Gemeinden durch Artikel 170 §§ 3 und 4 der Verfassung verliehen wurde, kann nicht sinnvoll mit der Steuerbefugnis des Föderalstaates oder der Regionen verglichen werden, denn einerseits geht aus der obenerwähnten Verfassungsbestimmung hervor, dass die Befugnis der Provinzen und Gemeinden auf diesem Gebiet derjenigen des Föderalstaates untergeordnet ist, wobei das Gesetz ihre Befugnis zur Einführung gewisser Steuern einschränken kann, und andererseits hat das Statut der Regionen als Teilentität spezifische Auswirkungen hinsichtlich ihrer Steuerbefugnis, so dass sie in dieser Hinsicht in einer wesentlich anderen Situation sind als die Provinzen und Gemeinden, die dezentralisierte Körperschaften sind.