5. Met betrekking tot de i
n artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde strafbare feiten kunnen de lidstaten voorzien in andere doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties dan die bedoeld in lid 4 van dit artike
l, met inbegrip van geldboetes en gevangeniss
traffen, indien het valse geld te goeder trouw werd verkregen maar met kennis van het feit dat het v
als geld betreft is ...[+++]doorgegeven.
(5) Für die Straftaten nach Artikel 3 Absatz 1 Buchstabe b können die Mitgliedstaaten andere wirksame, angemessene und abschreckende strafrechtliche Sanktionen als die in Absatz 4 dieses Artikels genannte Strafe, einschließlich Geld- und Freiheitsstrafen, für den Fall vorsehen, dass Falschgeld angenommen wird, ohne dass es als Falschgeld erkannt wird, jedoch im Wissen, dass es sich um Falschgeld handelt, weitergegeben wird.