Wat hij voorstelt komt neer op een algehele, geïnstitutionaliseerde voorkeur voor alles wat van buiten Europa komt, en in zekere zin discriminatie van Europeanen op hun eigen bodem. Dit gaat in financieel opzicht gepaard met een soort Marshallplan voor wat hij noemt “het 26e land van de Unie”, en in politiek opzicht met het unilateraal toekennen van rechten die eigenlijk voorbehouden zouden moeten zijn aan de onderdanen van een land.
Was er da vorschlägt, ist nicht mehr und nicht weniger als eine verallgemeinerte, institutionalisierte Vorliebe für das außereuropäische Ausland, eine Diskriminierung der Europäer auf ihrem eigenen Boden – was im finanziellen Bereich mit einer Art Marshall-Plan für das, was er als den „26. EU-Staat“ bezeichnet, und im politischen Bereich mit der einseitigen Gewährung von Rechten, die eigentlich nur den eigenen Bürgern eines Staates zukommen, einhergehen soll.