G. overwegende dat het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (artikel III - 260) en het Haags programma (met name paragraaf 3.2 ervan) het belang erkennen van een wederzijdse evaluatie tussen de lidstaten om het wederzijds vertrouwen te versterken, omdat alleen dan wederzijdse erkenning mogelijk is, evenals van de vaststelling van materiële en formele minimumnormen en redelijke termijnen,
G. unter Hinweis darauf, dass in dem Vertrag für eine Verfassung für Europa (Artikel III-260) und im Haager Programm (insbesondere Punkt 3.2) anerkannt wird, wie wichtig die gegenseitige Bewertung durch die Mitgliedstaaten ist, um das gegenseitige Vertrauen zu stärken, das wiederum eine notwendige Voraussetzung für die gegenseitige Anerkennung ist, sowie die Annahme von materiellrechtlichen und verfahrensrechtlichen Mindestvorschriften und die Festlegung von angemessenen Fristen,