In de prejudiciële vragen wordt uitgegaan van de hypothese volgens welke, aangezien artikel 87, 8°, van de wet van 4 augustus 1996 bepaalt dat, wanneer de bouwplaatscoördinator de hoedanigheid van werknemer heeft, alleen zijn werkgever kan worden vervolgd voor de fouten die hij begaat tijdens het vervullen van zijn opdracht, die bepaling, enerzijds, een strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor anderen zou doen ontstaan en, anderzijds, de toepassing, ten voordele van de werkgever, rechtspersoon, van de bouwplaatscoördinator, van de strafuitsluitende verschoningsgrond waarin is voorzien bij artikel 5, tweede lid, van het Strafwetboek, in de weg zou staan.
In den Vorabentscheidungsfragen wird von der Annahme ausgegangen, dass, da Artikel 87 Nr. 8 des Gesetzes vom 4. August 1996 vorsehe, dass in dem Fall, dass der Baustellenkoordinator die Eigenschaft als Arbeitnehmer besitze, nur sein Arbeitgeber für die während der Erfüllung seines Auftrags begangenen Fehler verfolgt werden könne, diese Bestimmung einerseits eine strafrechtliche Verantwortlichkeit für andere einführe und andererseits die Anwendung des in Artikel 5 Absatz 2 des Strafgesetzbuches vorgesehenen strafausschließenden Entschuldigungsgrundes zugunsten des die Eigenschaft als juristische Person besitzenden Arbeitgebers des
Baustellenkoordinators verhindere ...[+++].