De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij voorzi
et in de exclusieve territoriale bevoegdheid van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel, waardoor aan de gemeenrechtelijke bevoegdheidsregeling van artikel 624 van het Gerechtelijk Wetboek afbreuk wordt gedaan t
en voordele van een welbepaalde rechtbank « die daarenboven de rechtbank is van de plaats waar de administratie gevestigd is van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwa
...[+++]liteit van de dieren en de dierlijke producten (d.w.z. een orgaan van de Belgische Staat die procespartij is) ».
Der vorlegende Richter befragt den Hof nach der Vereinbarkeit dieser Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, indem sie eine ausschliessliche örtliche Zuständigkeit des Gerichts erster Instanz Brüssel vorsehe, wodurch der gemeinrechtlichen Zuständigkeitsregelung nach Artikel 624 des Gerichtsgesetzbuches zugunsten eines bestimmten Gerichts Abbruch getan werde, « das ausserdem das Gericht des Ortes ist, an dem sich die Verwaltung des Haushaltsfonds für Gesundheit und Qualität der Tiere und tierischen Erzeugnisse (d.h. eines Organs des belgischen Staates, der Prozesspartei ist) befindet ».