De verwijzende rechter stelt twee prejudiciële vragen over de bestaanbaarheid van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (hierna : voetbalwet) met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre de artikelen 23bis, 24, tweede lid, 26, § 2, en 31, § 2, van die wet het mogelijk maken dat als misdrijf omschreven feiten die door een minderjarige worden gepleegd, aanleiding kunnen geven tot een door een administratieve overheid opgelegde administratieve sanctie, terwijl, enerzijds, de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugd
bescherming bepaalt welke maatregelen alleen door de jeugdrechter m
...[+++]ogen worden genomen ten aanzien van de minderjarige en, anderzijds, diezelfde wet alleen het openbaar ministerie bij de jeugdrechtbank toestaat een zaak bij de jeugdrechter aanhangig te maken om dergelijke maatregelen te nemen.Der verweisende Richter stellt zwei präjudizielle Fragen bezüglich der Vereinbarkeit des Gesetzes vom 21. Dezember 1998 über die Sicherheit bei Fussballspielen (nachstehend: Fussballgesetz) mit dem Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung, insofern die Artikel 23bis, 24 Absatz 2, 26 § 2 und 31 § 2 dieses Gesetzes es erlaubten, dass als Straftat eingestufte Tatbestände, die von einem Minderjährigen begangen worden seien, zu einer von einer Verwaltungsbehörde auferlegten Verwaltungsstrafe führen könnten, während einerseits das Gesetz vom 8. April 1965 über den Ju
gendschutz vorsehe, welche Massnahmen ausschliesslich durch den Jugen
...[+++]drichter in Bezug auf Minderjährige ergriffen werden könnten, und andererseits dasselbe Gesetz es ausschliesslich der Staatsanwaltschaft beim Jugendgericht erlaube, den Jugendrichter im Hinblick auf das Ergreifen solcher Massnahmen zu befassen.