Traduction de «welke werden gepleegd » (Néerlandais → Allemand) :

TERMINOLOGIE

straf welke geldt voor de gepleegde inbreuk
Strafe für die vollendete Straftat

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

(d) en vervolgens was hij betrokken bij de oprichting, aanvoering en werking van een paramilitaire associatie met politieke doelstellingen, onder de naam van "Groenhemden", die later fuseerde met een andere, complexere structuur, bekend als de "Padanische nationale garde" (GNP), die georganiseerd was overeenkomstig nauwkeurig omschreven regels voor de toelating en rekrutering van leden - allen geüniformeerd - onderverdeeld in een aantal hiërarchisch georganiseerde territoriale eenheden, met lokale commandanten, die benoemd werden en waarvan geëist werd dat zij zich strikt zouden houden aan de instructies van de "leider" of door deze gemachtigde personen, en regelmatig verslag uit te brengen over de in naleving van deze instructies gepleegde handelingen; de vereniging in kwestie is nauw gelieerd aan de politieke beweging "Lega Nord" en is bestemd om de door deze beweging geproclameerde politieke doelstellingen, het totstandbrengen van een nieuwe staatseenheid, te helpen realiseren (waarbij de vereniging zelf in sommige opzichten de rol van politie- of strijdmacht vervult); hiertoe is een hiërarchisch georganiseerde instantie opgericht, die getraind wordt voor collectieve actie van een gewelddadige of dreigende aard (ook al wordt die voorgesteld als legitieme verdediging van rechten die zouden zijn geschonden) en die ook gebruikt wordt tot intimidatie van eventuele leden van de beweging die zich verzetten tegen de politieke richtsnoeren welke door haar leiders waren verstrekt, teneinde hen te verhinderen om een discussie binnen de beweging op gang te brengen; het doel was dus een om bepaalde politieke lijn te laten prevaleren binnen de beweging "Lega Nord", door eventuele dissidente geluiden binnen deze beweging het zwijgen op te leggen.
(d) Schließlich habe er eine paramilitärische Vereinigung mit politischen Zielen unter dem Namen „Grünhemden“ gefördert, gebildet, geleitet und daran teilgenommen, die danach zu einer komplexeren Struktur namens GNP (Padanische Nationalgarde) geworden sei, die nach genauen Regeln für die Zulassung und Anwerbung neuer Anhänger – die alle Uniformen trugen – und für die Eingliederung hierarchisch organisierter territorialer Gruppen organisiert gewesen sei, wobei örtliche Leiter bestimmt worden seien, die gehalten gewesen seien, die Weisungen des Anführers oder der von ihm beauftragten Personen strikt zu befolgen und regelmäßig über die zur Umsetzung dieser Weisungen ausgeführten Tätigkeiten zu berichten. Es habe sich um eine der Lega Nord nahe stehende politische Bewegung gehandelt, deren Ziel darin bestanden habe, die verkündeten politischen Zielsetzungen dieser Bewegung, nämlich neue staatliche Gegebenheiten zu schaffen – deren polizeiliche und militärische Organe sie gewissermaßen darstellte –, praktikabel zu machen, indem sie eine Struktur aufgebaut habe, die hierarchisch organisiert und für einen eventuellen kollektiven Einsatz bei Gewalt- und Drohmaßnahmen – die als rechtmäßige Verteidigung angeblich verletzter Rechte hingestellt wurden – geschult worden sei und auch eingesetzt worden sei, um Anhänger einzuschüchtern, die sich den politischen Weisungen der Spitzen der Bewegung widersetzten, und sie so daran zu hindern, sich an der internen Debatte zu beteiligen, und so, nachdem sie anders Denkende zum Schweigen gebracht habe, in der Bewegung der Lega Nord selbst eine bestimmte politische Linie durchzusetzen.

« Is artikel 11bis van de Sociale Documentenwet, ingevoegd bij artikel 30 van de Programmawet van 6 juli 1989 in het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 zoals deze bepaling toepasselijk was vóór 1 april 1994, namelijk vóór de wijziging door de wet van 23 maart 1994 houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het zwartwerk, en gelet op artikel 29, § 2, van deze wet, waardoor als overgangsbepaling artikel 11bis van kracht blijft op de feiten welke werden gepleegd vóór de datum van de inwerkingtreding van de wet van 23 maart 1994, discriminerend ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het naast de strafrechtelijke sanctie sensu stricto voorzien in artikel 11 van de Sociale Documentenwet koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978, voorziet in de veroordeling tot de betaling aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van een vergoeding gelijk aan het drievoud van de bijdragen bedoeld bij artikel 38, §§ 2 en 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en waarbij luidens artikel 15ter deze vergoedingen bedoeld in artikel 11bis worden vermenigvuldigd met het aantal werknemers waarvoor een inbreuk is vastgesteld, en dit in verhouding tot de situatie van elke andere beklaagde die kan worden veroordeeld op strafrechtelijk vlak, sensu stricto en tot de verplichting om de schadelijke gevolgen van het strafbaar feit te herstellen, in zoverre die bijkomende veroordeling, die als maatregel van burgerlijke aard wordt gekwalificeerd, hoewel zij niet een reëel nadeel herstelt en terwijl zij bijdraagt tot het repressieve aspect van de bepaling, niet zou kunnen vallen onder de toepassing van artikel 65 van het Strafwetboek, in het geval waarin een strengere straf zou moeten worden toegepast voor een andere overtreding, als mede van de artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 ?
« Ist Artikel 11bis des Sozialdokumentegesetzes, der durch Artikel 30 des Programmgesetzes vom 6. Juli 1989 in den königlichen Erlass Nr. 5 vom 23. Oktober 1978 eingefügt wurde, und zwar in der vor dem 1. April 1994 geltenden Fassung dieser Bestimmung, d.h. vor der Abänderung durch das Gesetz vom 23. März 1994 zur Festlegung bestimmter Massnahmen auf Ebene des Arbeitsrechts gegen die Schwarzarbeit, und in Anbetracht des Artikels 29 § 2 dieses Gesetzes, wodurch als Übergangsbestimmung Artikel 11bis weiterhin für Taten gilt, die vor dem Datum des Inkrafttretens des Gesetzes vom 23. März 1994 begangen wurden, diskriminierend im Sinne der Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er neben der strafrechtlichen Sanktion im engen Sinne, die in Artikel 11 des Sozialdokumentegesetzes bzw. des königlichen Erlasses Nr. 5 vom 23. Oktober 1978 vorgesehen ist, die Verurteilung zu der an das Landesamt für soziale Sicherheit zu leistenden Bezahlung einer Entschädigung in Höhe des Dreifachen der Beiträge, auf die sich Artikel 38 §§ 2 und 3 des Gesetzes vom 29. Juni 1981 zur Festlegung der allgemeinen Grundsätze der sozialen Sicherheit für Lohnempfänger bezieht, vorsieht, wobei laut Artikel 15ter diese Entschädigungen, auf die sich Artikel 11bis bezieht, mit der Anzahl Arbeitnehmer, für die ein Verstoss festgestellt wurde, multipliziert werden, und zwar im Verhältnis zur Situation eines jeden anderen Angeschuldigten, der auf strafrechtlicher Ebene im engen Sinne verurteilt werden kann, sowie zu der Verpflichtung, die schädlichen Folgen der strafbaren Handlung wiedergutzumachen, insofern diese zusätzliche Verurteilung, die als Massnahme zivilrechtlicher Art bewertet wird, obwohl sie keinen wirklichen Nachteil wiedergutmacht und während sie zum Repressivcharakter der Bestimmung beiträgt, nicht unter die Anwendung des Artikels 65 des Strafgesetzbuches fallen könnte, wenn eine strengere Strafe für eine andere Übertretung zur Anwendung zu bringen wäre, sowie der Artikel 1, 3, 6 und 8 des Ge ...

« Schenden de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, ingevoegd bij het artikel 30 van de Programmawet van 6 juli 1989, zoals die bepaling toepasselijk was vóór 1 april 1994, namelijk vóór de wijziging door de wet van 23 maart 1994 houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het zwartwerk en gelet op het artikel 29, § 2, van die laatste wet, waardoor als overgangsbepalingen de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 van kracht blijven op de feiten welke werden gepleegd vóór de datum van inwerkingtreding van de wet van 23 maart 1994, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij ten aanzien van de maatregel(en) waarin zij voorzien, de toepassing uitsluiten van het artikel 65 van het Strafwetboek wanneer een andere strafbepaling met een zwaardere straf in aanmerking genomen moet worden, alsook van de artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, dat alles in de verhouding ten aanzien van beklaagden die voor andere feiten voor de strafrechter moeten verschijnen en waar het artikel 65 van het Strafwetboek en de geciteerde artikelen van de wet van 29 juni 1964 wel kunnen toegepast worden ?
« Verstossen die Artikel 11bis, 12bis und 15ter des königlichen Erlasses Nr. 5 vom 23. Oktober 1978 über die Führung der Sozialdokumente, eingefügt durch Artikel 30 des Programmgesetzes vom 6. Juli 1989, in der vor dem 1. April 1994 geltenden Fassung dieser Bestimmung, d.h. vor der Abänderung durch das Gesetz vom 23. März 1994 zur Festlegung bestimmter Massnahmen auf Ebene des Arbeitsrechts gegen die Schwarzarbeit, und in Anbetracht des Artikels 29 § 2 des letztgenannten Gesetzes, wodurch als Übergangsbestimmungen die Artikel 11bis, 12bis und 15ter des königlichen Erlasses Nr. 5 vom 23. Oktober 1978 weiterhin für Taten gelten, die vor dem Datum des Inkrafttretens des Gesetzes vom 23. März 1994 begangen wurden, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit sie angesichts der darin vorgesehenen Massnahme(n) die Anwendung von Artikel 65 des Strafgesetzbuches ausschliessen, wenn eine andere Strafbestimmung mit einer schwereren Strafe zu berücksichtigen ist, ebenso wie die Anwendung der Artikel 1, 3, 6 und 8 des Gesetzes vom 29. Juni 1964 über die Aussetzung, den Aufschub und die Bewährung, und zwar im Gegensatz zu den Angeschuldigten, die wegen anderer Taten vor dem Strafrichter erscheinen müssen, wobei Artikel 65 des Strafgesetzbuches und die genannten Artikel des Gesetzes vom 29. Juni 1964 sehr wohl angewandt werden können ?

Ingevolge de overgangsbepaling vervat in artikel 29, § 2, van de laatstvermelde wet blijven de in het geding zijnde bepalingen van toepassing op de feiten welke werden gepleegd vóór de datum van haar inwerkingtreding.
Aufgrund der in Artikel 29 § 2 des letztgenannten Gesetzes enthaltenen Übergangsbestimmung bleiben die beanstandeten Bestimmungen auf die vor dem Datum ihres Inkrafttretens begangenen Taten anwendbar.

« Schenden de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, ingevoegd bij het artikel 30 van de Programmawet van 6 juli 1989, zoals die bepaling toepasselijk was voor 1 april 1994 namelijk voor de wijziging door de wet van 23 maart 1994 houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het zwartwerk en gelet op het artikel 29, § 2, van die laatste wet waardoor als overgangsbepalingen de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 van kracht blijven op de feiten welke werden gepleegd voor de datum van inwerkingtreding van de wet van 23 maart 1994, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij ten aanzien van de maatregel(en) waarin zij voorzien, de toepassing uitsluiten van het artikel 65 van het Strafwetboek wanneer een andere strafbepaling met een zwaardere straf in aanmerking genomen moet worden, alsook van de artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, dat alles in de verhouding ten aanzien van beklaagden die voor andere feiten voor de strafrechter moeten verschijnen en waar het artikel 65 van het Strafwetboek en de geciteerde artikelen van de wet van 29 juni 1964 wel kunnen toegepast worden ?
« Verstossen die Artikel 11bis, 12bis und 15ter des königlichen Erlasses Nr. 5 vom 23. Oktober 1978 über die Führung der Sozialdokumente, eingefügt durch Artikel 30 des Programmgesetzes vom 6. Juli 1989, in der vor dem 1. April 1994 geltenden Fassung dieser Bestimmung, d.h. vor der Abänderung durch das Gesetz vom 23. März 1994 zur Festlegung bestimmter Massnahmen auf Ebene des Arbeitsrechts gegen die Schwarzarbeit, und in Anbetracht des Artikels 29 § 2 des letztgenannten Gesetzes, wodurch als Übergangsbestimmungen die Artikel 11bis, 12bis und 15ter des königlichen Erlasses Nr. 5 vom 23. Oktober 1978 weiterhin für Taten gelten, die vor dem Datum des Inkrafttretens des Gesetzes vom 23. März 1994 begangen wurden, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit sie angesichts der darin vorgesehenen Massnahme(n) die Anwendung von Artikel 65 des Strafgesetzbuches ausschliessen, wenn eine andere Strafbestimmung mit einer schwereren Strafe zu berücksichtigen ist, ebenso wie die Anwendung der Artikel 1, 3, 6 und 8 des Gesetzes vom 29. Juni 1964 über die Aussetzung, den Aufschub und die Bewährung, und zwar im Gegensatz zu den Angeschuldigten, die wegen anderer Taten vor dem Strafrichter erscheinen müssen, wobei Artikel 65 des Strafgesetzbuches und die genannten Artikel des Gesetzes vom 29. Juni 1964 sehr wohl angewandt werden können ?

« In tijd van oorlog worden de personen die, in welke hoedanigheid ook, aan het leger verbonden zijn, en zij die machtiging bekwamen een troepenkorps te volgen, berecht door de militaire gerechten voor al de misdrijven die hun ten laste kunnen gelegd worden, met uitzondering van die waarvan sprake in artikel 23, indien zij op het Belgisch grondgebied werden gepleegd.
« In Kriegszeiten werden die Personen, die - in welcher Eigenschaft auch immer - mit der Armee verbunden sind, und die Personen, die die Ermächtigung erhielten, einem Truppenkorps zu folgen, durch die Militärgerichte abgeurteilt für alle - mit Ausnahme der in Artikel 23 aufgeführten - Straftaten, die ihnen zur Last gelegt werden können, wenn sie auf belgischem Gebiet begangen wurden.