De datum waarv}}r de Commissie overeenkomstig artikel 20 , lid 1 , eerste alinea , van Verordening nr . 17/64/EEG over de zaak zelf moet beschikken ten aanzien van de aanvragen om bijstand door de afdeling Oriëntatie , die binnen de termijn , bedoeld in artikel 2 van Verordening nr . 224/66/EEG ( 3 ) , bij de Commissie werden ingediend , wordt verschoven van 31 december 1967 naar 15 april 1968 .
DER ZEITPUNKT , BIS ZU DEM DIE KOMMISSION GEMÄSS ARTIKEL 20 ABSATZ 1 UNTERABSATZ 1 DER VERORDNUNG NR . 17/64/EWG BEZUEGLICH DER ANTRAEGE AUF GEWÄHRUNG VON ZUSCHÜSSEN DER ABTEILUNG AUSRICHTUNG , DIE IHR INNERHALB DER IN ARTIKEL 2 DER VERORDNUNG NR . 224/66/EWG ( 3 ) VORGESEHENEN FRISTEN VORGELEGT WURDEN , EINE ENTSCHEIDUNG IN DER SACHE SELBST TREFFEN MUSS , WIRD VOM 31 . DEZEMBER 1967 AUF DEN 15 . APRIL 1968 VERSCHOBEN .