« Schendt artikel 81, 2°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende
het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, in samenhang gelezen met de artikelen 19 en 39bis van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het legaliteitsbeginsel van d
e strafbaarstelling verankerd in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en artikel 7 van het Europees Verdrag voor
...[+++] de rechten van de mens, in zoverre op strafrechtelijk en procedureel vlak een verschillend lot zou kunnen worden voorbehouden aan twee rechtzoekenden die met dezelfde ingesteldheid, hetzelfde besef of dezelfde intentie dezelfde materiële handelingen hebben gesteld, wat tot een verbreking van de gelijkheid zou kunnen leiden, doordat de bewoordingen gebruikt in de voormelde artikelen 19, eerste en derde lid, en 39bis, bekrachtigd bij artikel 81, 2°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, het de rechtzoekenden niet mogelijk zouden maken om, op het ogenblik dat zij een gedrag aannemen, te weten of dat gedrag al dan niet strafbaar is ?« Verstösst Artikel 81 Nr. 2 des Gesetzes vom 4. August 1996 über das Wohlbefinden der Arbeitnehmer bei der Ausführung ihrer Arbeit, in Verbindung mit den Artikeln 19 und 39bis des Gesetzes vom 24. Juli 1987 über die zeitweilige Arbeit, die Leiharbeit und die Arbeitnehmerüberlassung, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit dem in den Artikeln 12 und 14 der Verfassung und Artikel 7 der Europäischen Mensc
henrechtskonvention verankerten Legalitätsprinzip in Strafsachen, insofern strafrechtlich und verfahrensmässig zwei Rechtsuchenden ein unterschiedliches Schicksal vorbehalten werden könnte, die mit derselben Einstellu
...[+++]ng, mit demselben Bewusstsein oder mit derselben Absicht dieselben materiellen Handlungen begangen haben, was zu einer Missachtung der Gleichheit führen könnte, indem die Formulierung der vorerwähnten Artikel 19 Absätze 1 und 3 und 39bis, bestätigt durch Artikel 81 Nr. 2 des Gesetzes vom 4. August 1996 über das Wohlbefinden der Arbeitnehmer bei der Ausführung ihrer Arbeit, es den Rechtsuchenden nicht ermöglichen würde, zum Zeitpunkt, an dem sie ein Verhalten annehmen, zu wissen, ob dieses Verhalten strafbar ist oder nicht?