Het Hof, dat de omvang van de vordering tot schorsing moet bepalen aan de hand van de inhoud van het verzoekschrift, en met name op basis van de uiteenzetting van de middelen, stelt vast dat artikel 19, 3°, 4° en 5°, van de wet van 22 april 1999 wordt aangevochten, maar dat in dit stadium van de procedure tegen het 4° en 5° ervan geen grieven worden aangevoerd.
Der Hof, der die Tragweite der Klage auf einstweilige Aufhebung anhand des Inhalts der Klageschrift und vor allem auf der Grundlage der Darlegung der Klagegründe bestimmen muss, stellt fest, dass Artikel 19 Nrn. 3, 4 und 5 des Gesetzes vom 22. April 1999 angefochten wird, dass aber in diesem Stadium des Verfahrens keine Beschwerden gegen die Nrn. 4 und 5 dieses Artikels vorgetragen werden.