De prejudiciële vraag dient ontkennend te w
orden beantwoord in zoverre zij ertoe strekt van het Hof te vernemen of artikel 335, § 1, tweede lid, derde zin,
van het Burgerlijk Wetboek bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europ
ees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het in geen e
...[+++]nkele toetsing van het belang van het kind bij de naamgeving voorziet.
Die Vorabentscheidungsfrage ist verneinend zu beantworten, insofern sie darauf abzielt, vom Gerichtshof zu vernehmen, ob Artikel 335 § 1 Absatz 2 dritter Satz des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10, 11 und 22bis der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 8 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention vereinbar sei, soweit er keine einzige Prüfung des Interesses des Kindes bei der Zuerkennung des Namens vorsehe.