In het arrest nr. 114/2004 heeft het Hof geoordeeld dat « door het voordeel van de verschoonbaarheid, dat slechts onder bepaalde voorwaarden aan een gefailleerde wordt toegekend, automatisch uit te breiden tot de persoon die zich kosteloos borg heeft gesteld, [.] de wetgever verder [is] gegaan dan hetgeen krachtens het gelijkheidsbeginsel vereist was » (B.10).
In seinem Urteil Nr. 114/2004 hat der Hof erkannt, dass der Gesetzgeber dadurch, dass er « den Vorteil der Entschuldbarkeit, der dem Konkursschuldner nur unter gewissen Bedingungen gewährt wird, automatisch auf unentgeltliche Bürgen ausdehnt, [.] über die Erfordernisse des Gleichheitsgrundsatzes hinausgegangen [ist] » (B.10).