Ten slotte - zoals ook reeds door het Hof werd geoordeeld in B.20.6 van het voormelde arrest - heeft de onmiddellijke toepassing van de in het geding zijnde wetgeving geen onevenredige gevolgen voor de partijen die op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan bij gerechtelijke procedures zijn betrokken, ermee rekening houdend dat de wetgever de verhaalbaarheid heeft omlijnd en dat de rechter op verzoek van de partijen de rechtsplegingsvergoeding kan verminderen, met name wanneer hij van oordeel is dat de situatie « kennelijk onredelijk » is.
Schliesslich hat - wie der Hof in B.20.6 des vorerwähnten Urteils auch bereits erkannt hat - die unmittelbare Anwendung der fraglichen Gesetzgebung keine unverhältnismässigen Folgen für die Parteien, die zum Zeitpunkt ihres Inkrafttretens an einem Gerichtsverfahren beteiligt sind, unter Berücksichtigung dessen, dass der Gesetzgeber die Rückforderbarkeit umrahmt hat und dass der Richter auf Ersuchen der Parteien die Verfahrensentschädigung herabsetzen kann, insbesondere wenn er der Ansicht ist, dass die Sachlage « offensichtlich unvernünftig » ist.