« Schendt artikel 3, § 2, in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 6 van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen, zoals die artik
elen van toepassing waren op de belasting voor het aanslagjaar 1998, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre artikel 3, § 2, in een vrijstelling van de door het gezinshoofd verschuldigde gewestbelasting voorziet voor de natuurlijke persoon die zijn beroepsactiviteit als zelfstandige uitoefent in zijn privé-woning, terwijl de nat
...[+++]uurlijke persoon die zijn beroepsactiviteit via een eenpersoonsvennootschap in zijn privé-woning uitoefent, niet die vrijstelling geniet, met name rekening houdend met het feit dat artikel 3, § 2, een verschillende fiscale behandeling invoert van situaties die ten aanzien van het door de gewestwetgever beoogde doel als zijnde in wezen identiek dienen te worden beschouwd ?« Verstösst Artikel 3 § 2 in Verbindung mit den Artikeln 5 und 6 der Ordonnanz des Rates der Region Brüssel-Hauptstadt vom 23. Juli 1992 bezüglich de
r Regionalsteuer zu Lasten der Benutzer bebauter Grundstücke und Inhaber dinglicher Rechte an bestimmten Immobilien, in der für das Steuerjahr 1998
geltenden Fassung, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern Artikel 3 § 2 vorsieht, dass von der Regionalsteuer der Haushaltsvorstand befreit ist, der als natürliche Person eine Berufstätigkeit als Selbständiger in der Privatwohnun
...[+++]g ausübt, während die natürliche Person, die ihre Berufstätigkeit über eine Einmanngesellschaft in der Privatwohnung ausübt, nicht diese Steuerbefreiung geniesst, insbesondere unter Berücksichtigung dessen, dass Artikel 3 § 2 eine unterschiedliche steuerliche Behandlung von Situationen einführt, die angesichts der vom regionalen Gesetzgeber verfolgten Zielsetzung als im Wesentlichen identisch zu betrachten sind?