In het derde middel voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepalingen de artikelen 10, 11, 13 en 151, § 1, van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, schenden in zoverre geen beroep kan worden ingesteld tegen de beslissingen betreffende de evaluatie
en die beslissingen niet aan een rechterlijke controle zijn onderworpen, terwijl zij de loopbaan beïnvloeden van de ma
gistraat op wie zij betrekking hebben, e ...[+++]n gegrond zijn op het oordeel van personen van wie sommige niet tot de magistratuur behoren.
Im dritten Klagegrund führen die klagenden Parteien an, die angefochtenen Bestimmungen verstiessen gegen die Artikel 10, 11, 13 und 151 § 1 der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 6 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und polische Rechte, insofern gegen die Beschlüsse über die Bewertung kein Einspruch möglich sei und sie keiner richterlichen Kontrolle unterlägen, obwohl sie die Laufbahn des betreffenden Magistrats beeinflussten und auf der Beurteilung durch Personen beruhten, von denen einige nicht zur Magistratur gehörten.