« Schendt artikel 51 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 26 van het Internationaal V
erdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van dat Verdrag, in zoverre het tot gevolg heeft dat de ouderdomsrente die verschuldigd is aan de gerechtigden van vreemde nationaliteit, van wie alle met toepassing van de bepalingen van de genoemde wet gestorte bijdragen de in artikel 17 bedoelde bestemmi
ng ...[+++]hebben gekregen, niet wordt aangepast aan de evolutie van de kosten van levensonderhoud, noch wordt geïndexeerd indien die gerech
tigden in het buitenland verblijven, terwijl de ouderdomsrente die verschuldigd is aan de gerechtigden van Belgische nationaliteit of onderdanen van
landen waarmee een wederkerigheidsakkoord zal zijn gesloten, wordt aangepast aan de evolutie van de kosten van levensonderhoud en wordt geïndexeerd ongeacht het
land waar zij verblijven, waardoor personen die onder gelijkwaardige
voorwaarden hebben bijgedragen tot de financiering van het Belgische stelsel van de overzeese sociale zekerheid, ald
us op verschillende wijze worden behandeld ?
« Verstößt Artikel 51 des Gesetzes vom 17. Juli 1963 über die überseeische soziale Sicherheit gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 26 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte sowie mit den Artikeln 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention und 14
dieser Konvention, indem er dazu führt, dass die Altersrente, die den Empfängern ausländischer Staatsangehörigkeit geschuldet ist, deren in Anwendung der Bestimmungen des genannten Gesetzes gezahlten Beiträge alle den in Artikel 17 vorgesehenen Verwen
dungszweck ...[+++] erhalten haben, weder den Lebenshaltungskosten angepasst noch indexiert wird, wenn diese Empfänger im Ausland ihren Wohnort haben, während die Altersrente, die jenen Empfängern geschuldet ist, die die belgische Staatsangehörigkeit besitzen oder Staatsangehörige von Ländern sind, mit denen ein Gegenseitigkeitsabkommen abgeschlossen worden ist, den Lebenshaltungskosten angepasst und indexiert wird, unabhängig vom Land ihres Wohnortes, wobei somit Personen, die unter gleichwertigen Bedingungen zur Finanzierung der belgischen Regelung der überseeischen sozialen Sicherheit beigetragen haben, unterschiedlich behandelt werden?