Bovendien waren zij van oordeel « dat de sociale orde moeilijk kan toelaten dat bij overlijden van een advocaat de overlevende echtgenoot en de erfgenamen nog langer zouden worden lastig gevallen dan gedurende een termijn van vijf jaar » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 836/2, p. 2).
Ausserdem waren sie der Auffassung, « dass die soziale Ordnung kaum zulassen kann, dass beim Tod eines Rechtsanwalts der überlebende Ehepartner und die Erben noch über eine Frist von fünf Jahren hinaus belästigt werden » (Parl. Dok., Senat, 1984-1985, Nr. 836/2, S. 2).