Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 30, § 3, van de Wegverkeerswet, indien die bepaling in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij het rijden zonder rijbewijs bestraft wanneer het rijbewijs onmiddel
lijk is ingetrokken overeenkomstig artikel 55 van de Wegverkeerswet, maar niet wanneer de onmiddellijke intrekking v
an het rijbewijs is verlengd ...[+++] overeenkomstig artikel 55bis van die wet.
Befragt wird der Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 30 § 3 des Straßenverkehrsgesetzes mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, wenn diese Bestimmung dahin ausgelegt wird, dass sie das Fahren ohne Führerschein unter Strafe stellt, wenn der Führerschein gemäß Artikel 55 des Straßenverkehrsgesetzes sofort entzogen worden ist, aber nicht dann, wenn der sofortige Entzug gemäß Artikel 55bis dieses Gesetzes verlängert worden ist.