Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
Ad acta gelegde zaak
Beginsel van wederzijdse erkenning
Burgerrechtelijke zaak
Cassis-van-Dijon-zaak
Civielrechtelijke zaak
Een zaak beginnen
Een zaak oprichten
Een zaak opzetten
Geclasseerde zaak
Geseponeerde zaak
Inboedel
Opheffing van de zaak
Roerend eigendom
Roerend goed
Roerende goederen
Roerende zaak
Roerendgoedrecht
Sluiting van een fabriek
Sluiting van een onderneming
Theoretisch model van een zaak formuleren voor therapie
Toezicht houden op het beheer van een etablissement
Toezicht houden op het beheer van een zaak

Traduction de «zaak c-19 » (Néerlandais → Allemand) :

TERMINOLOGIE
voir aussi les traductions en contexte ci-dessous
ad acta gelegde zaak | geclasseerde zaak | geseponeerde zaak

eingestellte Rechtssache | eingestelltes Verfahren


een zaak beginnen | een zaak oprichten | een zaak opzetten

sich selbständig machen


burgerrechtelijke zaak | civielrechtelijke zaak

zivilrechtlicher Fall


roerend eigendom [ inboedel | roerende goederen | roerende zaak | roerend goed | roerendgoedrecht ]

Eigentum an beweglichen Sachen [ bewegliche Sache | bewegliches Vermögen | Eigentum an einer beweglichen Sache | Fahrnis | Mobiliarvermögen | Mobilien | Recht an einer beweglichen Sache ]


opheffing van de zaak [ sluiting van een fabriek | sluiting van een onderneming ]

Betriebseinstellung [ Betriebsschließung | Betriebsstilllegung | Schließung einer Fabrik ]


beginsel van wederzijdse erkenning [ Cassis-van-Dijon-zaak ]

Grundsatz der gegenseitigen Anerkennung [ Rechtssache „Cassis de Dijon ]


theoretisch model van een zaak formuleren voor therapie

ein Konzeptualisierungsmodell für die Therapie formulieren


toezicht houden op het beheer van een etablissement | toezicht houden op het beheer van een zaak

Leitung einer Betriebsstätte beaufsichtigen
TRADUCTIONS EN CONTEXTE
Het Hof onderzoekt de middelen in de onderstaande volgorde : Ten aanzien van de ontvankelijkheid (B.2-B.7) : - Wat de bevoegdheid van het Hof betreft (B.3-B.5); - Wat de uiteenzetting van de middelen en de grieven betreft (B.6-B.7); Ten gronde (B.8-B.63) : - Wat het hoorrecht betreft (zaak nr. 6187) (B.8-B.24) : 1. Het hoorrecht in eerste en laatste administratieve aanleg (B.11-B.19); a) De artikelen 10 en 11 van de Grondwet (B.13-B.14); b) Artikel 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 9 van het Verdrag van Aarhus (B.15-B.19); 2. De opheffing van hoofdstuk VII (artikelen 4.7.1 tot 4.7.26/1) van d ...[+++]

Der Gerichtshof prüft die Klagegründe in der nachstehenden Reihenfolge: In Bezug auf die Zulässigkeit (B.2-B.7): - In Bezug auf die Zuständigkeit des Gerichtshofes (B.3-B.5); - In Bezug auf die Darlegung der Klage- und Beschwerdegründe (B.6-B.7); Zur Hauptsache (B.8-B.63): - In Bezug auf das Anhörungsrecht (Rechtssache Nr. 6187) (B.8-B.24): 1. Das Anhörungsrecht in erster und letzter Verwaltungsinstanz (B.11-B.19); a) Die Artikel 10 und 11 der Verfassung (B.13-B.14); b) Artikel 23 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit den Artikeln 3 und 9 des Aarhus-Übereinkommens (B.15-B.19); 2. Die Aufhebung von Kapitel VII (Artikel 4.7 ...[+++]


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 juni 2016 in zake het openbaar ministerie tegen M.S., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 juli 2016, heeft de Correctionele Rechtbank Luik, afdeling Verviers, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 38, § 6, van de wet van 16 maart 1968, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 9 maart 2014 tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 2 van het Strafwetboek, 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 19 december 1966 en 6 van het Verdrag tot bescherming van de ...[+++]

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Urteil vom 30. Juni 2016 in Sachen der Staatsanwaltschaft gegen M.S., dessen Ausfertigung am 19. Juli 2016 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat das Korrektionalgericht Lüttich, Abteilung Verviers, folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 38 § 6 des Gesetzes vom 16. März 1968, eingefügt durch Artikel 9 des Gesetzes vom 9. März 2014 zur Abänderung des Gesetzes über die Straßenverkehrspolizei, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 2 des Strafgesetzbuches, Artikel 15 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte vom 19. Dezember 1966 und Artikel 6 der Konven ...[+++]


Op 19 november 2015 hebben de rechters-verslaggevers T. Giet en R. Leysen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging.

Am 19. November 2015 haben die referierenden Richter T. Giet und R. Leysen in Anwendung von Artikel 72 Absatz 1 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof den Gerichtshof davon in Kenntnis gesetzt, dass sie dazu veranlasst werden könnten, vorzuschlagen, die Untersuchung der Rechtssache durch einen Vorverfahrensentscheid zu erledigen.


In het zesde middel in de zaak nr. 6136 wordt aangevoerd dat de artikelen 3, 19, 34 en 135, § 5, van de Interneringswet 2014, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 5.1 en 5.4 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schenden, omdat daardoor de opnameplicht voor private psychiatrische ziekenhuizen zou worden afgeschaft en het onmogelijk zou worden gemaakt voor de kamer voor de bescherming van de maatschappij om een beslissing tot plaatsing van de geïnterneerde te nemen indien die private psychiatrische ziekenhuizen hiermee niet instemmen.

Im sechsten Klagegrund in der Rechtssache Nr. 6136 wird angeführt, dass die Artikel 3, 19, 34 und 135 § 5 des Internierungsgesetzes 2014 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 5 Absätze 1 und 4 der Europäischen Menschenrechtskonvention verstießen, weil dadurch die Aufnahmepflicht für private psychiatrische Krankenhäuser abgeschafft werde und es der Kammer zum Schutz der Gesellschaft unmöglich gemacht werde, eine Entscheidung zur Unterbringung der Internierten zu ergreifen, wenn diese privaten psychiatrischen Krankenhäuser nicht damit einverstanden seien.


For more results, go to https://pro.wordscope.com to translate your documents with Wordscope Pro!
Het beroep in de zaak nr. 6105 heeft betrekking op artikel 23 van de wet van 19 april 2014 « tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ».

Die Klage in der Rechtssache Nr. 6105 bezieht sich auf Artikel 23 des Gesetzes vom 19. April 2014 « zur Festlegung bestimmter Aspekte der Arbeitszeitgestaltung der Berufsmitglieder des Einsatzpersonals der Hilfeleistungszonen und des Feuerwehrdienstes und Dienstes für dringende medizinische Hilfe der Region Brüssel-Hauptstadt und zur Abänderung des Gesetzes vom 15. Mai 2007 über die zivile Sicherheit ».


Arresten van het Gerecht van 2 maart 2012, Koninkrijk der Nederlanden/Commissie (zaak T‑29/10) en ING Groep NV/Commissie (zaak T‑33/10) (zie ook perscommuniqué 19/12).

Urteil des Gerichts vom 2. März 2012, Königreich der Niederlande/Kommission (Rechtssache T-29/10) und ING Groep NV/Kommission (Rechtssache T-33/10) (vgl. auch Pressemitteilung Nr. 19/12).


Beschikking van de Commissie van 19.12.2007 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst – Zaak COMP/34.579 – MasterCard, Zaak COMP/36.518 - EuroCommerce, Zaak COMP/38.580 - Commercial Cards; en het Besluit van de Commissie van 8.12.2010 in een procedure op grond van artikel 101 van het VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst – Zaak COMP/39.398 – Visa MIF.

Entscheidung der Kommission vom 19. Dezember 2007 in einem Verfahren nach Artikel 81 EG-Vertrag und Artikel 53 EWR-Abkommen (Sache COMP/34.579 — MasterCard, Sache COMP/36.518 — EuroCommerce, Sache COMP/38.580 — Commercial Cards) und Beschluss der Kommission vom 8. Dezember 2010 in einem Verfahren nach Artikel 101 des Vertrags über die Arbeitsweise der Europäischen Union und Artikel 53 des EWR-Abkommens (Sache COMP/39.398 — VISA MIF).


De Commissie baseert haar standpunt op het Verdrag zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie in De Lasteyrie du Saillant (zaak C-9/02 van 11 maart 2004) en in N (zaak C-470/04 van 7 september 2006), en op haar mededeling over exitheffingen (COM(2006)825 van 19 december 2006).

Die Kommission stützt ihre Rechtsauffassung auf die Auslegung des Vertrags durch den Gerichtshof der Europäischen Union in seinen Urteilen vom 11. März 2004 in der Rechtssache C-9/02, De Lasteyrie du Saillant, und vom 7. September 2006 in der Rechtssache 470/04 N, sowie auf die Mitteilung der Kommission über die Wegzugsbesteuerung (KOM(2006)825 vom 19. Dezember 2006).


de instelling van minimumprijzen onverenigbaar is met het bestaande rechtskader (artikel 9, lid 1, van Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995), omdat een dergelijke overheidsmaatregel onvermijdelijk betekent dat de vrijheid van de producenten en importeurs om hun verkoopprijzen vast te stellen, wordt ingeperkt (zie met name het arrest van 27 februari 2002 in zaak C-302/00, Commissie tegen Frankrijk); deze minimumprijzen niet nodig zijn, omdat de doelstellingen inzake volksgezondheid kunnen worden verwezenlijkt door een verhoging van de belasting van tabaksproducten (zie het arrest van 19 oktober 2000 in zaak C-216/98, Commi ...[+++]

Die Festsetzung von Mindestpreisen durch staatliche Stellen verstößt gegen geltendes Recht (Artikel 9 Absatz 1 der Richtlinie 95/59/EG des Rates vom 27. November 1995), da eine solche Maßnahme unweigerlich die Freiheit der Hersteller und Einführer beschränkt, ihren Kleinverkaufspreis selbst festzusetzen (siehe insbesondere Urteil von 27. Februar 2002 in der Rechtssache C-302/00, Kommission/Frankreich). Mindestpreise sind nicht erforderlich, weil das Ziel des Schutzes der öffentlichen Gesundheit in angemessener Weise durch eine erhöhte Besteuerung der Tabakwaren verfolgt werden kann (Urteil vom 19. Oktober 2000 in der Rechtssache C-216/98 ...[+++]


3. De Raad wijst erop dat de problemen met de navordering van douaneschulden zijn toegenomen sinds het besluit van de Raad van 1996 en dat er een aantal relevante rechterlijke uitspraken zijn geweest, waaronder het arrest van het Europese Hof van Justitie van 14 mei 1996 (de zaak Faroe Seafood) en het arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen van 19 februari 1998 (de zaak Hilton Beef).

3. Der Rat stellt fest, daß sich die Probleme im Zusammenhang mit der Nacherhebung geschuldeter Zölle seit dem Beschluß des Rates von 1996 verschärft haben und hierzu verschiedene einschlägige Urteile ergangen sind, so z.B. das Urteil des Europäischen Gerichtshofs vom 14. Mai 1996 (Rechtssache "Färöer-Meeresfrüchte") und das Urteil des Gerichts erster Instanz der Europäischen Gemeinschaften vom 19. Februar 1998 (Rechtssache "Hilton Beef").




datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'zaak c-19' ->

Date index: 2023-06-01
w