Het staat aldus aan de verwijzende rechter om in elk van de situaties die in zaak C‑457/12 aan de orde zijn, na te gaan of de toekenning van een afgeleid verblijfsrecht aan de betrokken derdelander die familielid is van een burger van de Unie, noodzakelijk is om te garanderen dat laatstgenoemde de rechten die hij aan artikel 45 VWEU ontleent, daadwerkelijk kan uitoefenen.
Es ist somit Sache des vorlegenden Gerichts, bei den Situationen, um die es in der Rechtssache C‑457/12 geht, jeweils zu prüfen, ob es erforderlich ist, dem betreffenden drittstaatsangehörigen Familienangehörigen des Unionsbürgers ein abgeleitetes Aufenthaltsrecht zu gewähren, um zu gewährleisten, dass der Unionsbürger seine Rechte aus Art. 45 AEUV tatsächlich ausüben kann.