17. wijst erop dat de anticyclische effecten van het SGP alleen kunnen functioneren indien de lidstaten in goede tijden daadwerkelijk een begrotingsoverschot realiseren; doet in dit verband ook een oproep voor een betere implementatie van het preventieve luik van het SGP; dringt erop aan de „eerst uitgeven, later terugbetalen” houding in te ruilen voor het beginsel „sparen voor een mogelijke toekomstige noodsituatie”; herhaalt dat het SGP van de lidstaten verlangt dat ze op middellange termijn een begrotingsevenwicht of -overschot realiseren, of met andere woorden, dat een tekort van 3% geen streefdoel is, maar de absolute limiet, zelfs onder het herziene pact;
17. verweist darauf, dass die antizyklischen Effekte des Stabilitäts- und Wachstumspakts nur dann greifen können, wenn die Mitgliedstaaten in guten Zeiten effektiv einen Haushaltsüberschuss erreichen; fordert in diesem Zusammenhang auch eine bessere Umsetzung der präventiven Komponente des Stabilitäts- und Wachstumspakts; fordert eine Abkehr von der Haltung „erst ausgeben, dann zurückzahlen“ hin zu dem Grundsatz „für eventuelle Notfälle sparen“; erinnert daran, dass der Stabilitäts- und Wachstumspakt von den Mitgliedstaaten mittelfristig ausgewogene oder überschüssige Haushalte verlangt, was bedeutet, dass ein Defizit von 3 % auch nach dem reformierten Pakt kein Ziel, sondern der gerade noch zulässige äußerste Grenzwert ist;