Aan het Hof wordt gevraagd te onderzoeken of het discriminerend is dat de kosteloze persoonlijke borg van een gefailleerde, onder de in artikel 80, derde lid, van de voormelde wet bepaalde voorwaarden, van zijn verbintenis kan worden bevrijd, terwijl dat niet mogelijk is voor de ex-echtgenoot van diezelfde gefailleerde, zelfs wanneer diens verbintenis niet zou voortvloeien uit winstbejag, maar uit de toepassing van het huwelijksvermogensrecht, meer bepaald uit de artikelen 221 en 1418 van het Burgerlijk Wetboek.
Der Hof wird gebeten zu prüfen, ob es diskriminierend sei, dass der unentgeltliche persönliche Bürge eines Konkursschuldners unter den in Artikel 80 Absatz 3 des vorerwähnten Gesetzes vorgesehenen Bedingungen von seinen Verpflichtungen befreit werden könne, während dies für den ehemaligen Ehepartner desselben Konkursschuldners nicht möglich sei, selbst wenn seine Verpflichtung sich nicht aus einem Gewinnstreben, sondern aus der Anwendung des Eherechts ergebe, insbesondere aus den Artikeln 221 und 1418 des Zivilgesetzbuches.