Te dezen ziet men niet in hoe de bestreden begrotingsbepalingen, zoals zij zijn opgevat en opgesteld, op zichzelf tot gevolg zouden hebben « het culturele beleid van de andere gemeenschap te dwarsbomen », zoals het Hof dat uitdrukt (B.7.2).
Im vorliegenden Fall sei schwer erkennbar, inwiefern die angefochtenen Haushaltsbestimmungen, so wie sie aufgefasst und formuliert seien, an sich dazu führen würden, « die Kulturpolitik der jeweils anderen Gemeinschaft [zu] konterkarieren », wie der Hof es ausdrücke (B.7.2).