(23) Verbreiding van de ziekte moet van meet af aan worden voorkomen door een scherp toezicht op alle verplaatsingen van dieren en op het gebruik van mogelijk verontreinigde stoffen en, indien nodig, vooral in gebieden met een hoge veedichtheid, door noodvaccinatie.
(23) Bei Ausbruch der Seuche muss die Erregerausbreitung durch sorgfältige Überwachung der Tierverbringungen und der Verwendung von Erzeugnissen, die Ansteckungsträger sein könnten, insbesondere in Gebieten mit hoher Tierbesatzdichte durch Notimpfungen verhindert werden.