Door te bepalen dat de beschikking over de toelaatbaarheid niet wordt voorafgegaan door een terechtzitting en door niet te bepalen dat zij wordt gewezen tijdens een openbare terechtzitting, heeft de wetgever een maatregel genomen die niet onbestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Indem der Gesetzgeber verfügt hat, dass der Anordnung der Zulässigkeit nicht eine Sitzung vorangeht, und indem er nicht festgelegt hat, dass sie im Rahmen einer öffentlichen Sitzung verkündet wird, hat er eine Massnahme ergriffen, die nicht unvereinbar ist mit den Artikeln 10, 11 und 191 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention.