Deze richtlijn heeft betrekking op het gedrag bij een zijdelingse botsing van de constructie van de passagiersruimte van voertuigen van de categorie M1, en N1, waarbij het R-punt van de laagste zitplaats zich maximaal 700 mm vanaf het grondvlak bevindt wanneer het voertuig in de toestand verkeert die overeenkomt met de referentiemassa als gedefinieerd in punt 2.10, met uitzondering van in fasen gebouwde voertuigen die worden vervaardigd in kleinere hoeveelheden dan is vastgesteld voor kleine series.
Diese Richtlinie gilt für das Seitenaufprallverhalten der Struktur des Innenraums von Fahrzeugen der Klassen M1 und N1, bei denen der R-Punkt des niedrigsten Sitzes nicht mehr als 700 mm über dem Boden liegt, wenn sich das Fahrzeug in dem Zustand befindet, der der in 2.10 festgelegten Bezugsmasse entspricht, mit Ausnahme von Fahrzeugen, die in mehreren Stufen gebaut und in den für kleine Serien zulässigen Stückzahlen hergestellt werden.