De Strafuitvoeringsrechtbank te Brussel vraagt het Hof of artikel 53, eerste lid, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, « in die zin geïnterpreteerd dat het aan de veroordeelde een absoluut verbod oplegt om op de zitting te kunnen worden vertegenwoordigd door zijn advocaat », de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt.
Das Strafvollstreckungsgericht Brüssel fragt den Hof, ob Artikel 53 Absatz 1 des Gesetzes vom 17. Mai 2006 über die externe Rechtsstellung der zu einer Freiheitsstrafe verurteilten Personen und die dem Opfer im Rahmen der Strafvollstreckungsmodalitäten zuerkannten Rechte, « dahingehend ausgelegt, dass er dem Verurteilten das absolute Verbot auferlegt, sich während der Sitzung von seinem Rechtsanwalt vertreten zu lassen », gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse.